Op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) moeten zorginstellingen vóór 1 juni de Jaarverantwoording Zorg (jaarverantwoording) over het voorgaande jaar aanleveren bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Dat dient via het DigiMV te gebeuren. De aan te leveren informatie volgt uit (bijlage 2) van de Regeling verslaglegging WTZi. 

Wanneer het niet lukt de gegevens vóór 1 juni aan te leveren, is het mogelijk om vóór 1 april een verzoek om uitstel in te dienen bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (de minister) via het e-mailadres meldpunt@igj.nl.

Wat als de jaarverantwoording niet (tijdig) wordt ingediend

Onlangs heeft de hoogste bestuursrechter zich uitgelaten over een door de minister opgelegde dwangsom wegens het niet (tijdig) voldoen aan de hiervoor genoemde aanleververplichting.

Wat was er aan de hand? 

De betreffende zorginstelling had de jaarverantwoording over 2017 niet vóór 1 juni 2018 aangeleverd bij het CIBG. De minister stuurt de zorginstelling daarom een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom wegens het niet voldoen aan de artikelen 15 en 16 van de WTZi en artikel 9 van de Regeling verslaglegging WTZi. 

Het volgt niet uit de uitspraak, maar in de regel wordt dan een termijn van twee weken geboden voor een zienswijze. Of die is ingediend, volgt evenmin uit de uitspraak. Wat wel uit de uitspraak volgt is dat de minister vervolgens een last onder dwangsom oplegt van EUR 1.000,00 per week met een maximum van EUR 10.000,00. De bevoegdheid van de minister volgt uit artikel 37 van de WTZi en de Algemene wet bestuursrecht.

De zorginstelling doet niets tegen de opgelegde last onder dwangsom. Daardoor komt deze in rechte vast te staan.

Vervolgens concludeert de minister dat de last onder dwangsom gedurende 10 weken is overtreden en stuurt hij de zorginstelling een voornemen tot het invorderen van de verbeurde dwangsom van EUR 10.000,00. Daarbij biedt hij de zorginstelling een termijn van vier weken voor het indienen van een zienswijze. Twee weken na die termijn maakt de zorginstelling bezwaar in tegen het voornemen. De minister neemt dat bezwaarschrift niet mee als zienswijze bij zijn invorderingsbesluit. 

Tegen dat besluit gaat de zorginstelling in bezwaar en daarna in beroep bij de hoogste bestuursrechter. 

Wat zegt de zorginstelling?

  1. Er is bezwaar aangetekend tegen de vooraankondiging en dat bezwaar had aangemerkt moeten worden als zienswijze tegen de vooraankondiging;
  2. Het CIBG heeft het haar onmogelijk gemaakt de jaarverantwoording tijdig in te dienen, omdat niet tijdig een code is verstrekt voor DigiMV;
  3. In bezwaar is zij ten onrechte niet gehoord.

Wat zegt de minister?

  1. Op het eerste punt van de zorginstelling gaat de rechter in.
  2. Het CIBG heeft voldoende gelegenheid geboden om aan de jaarverantwoordingsplicht te voldoen. Daarbij is het de eigen verantwoordelijkheid van de zorginstelling om met de toegangscode en de eHerkenning in te loggen in DigiMV zodat de jaarverantwoording gedeponeerd kan worden.
  3. Het niet nodig was om te horen, nu het duidelijk was hoe het besluit zou moeten luiden. Vast staat namelijk vast dat het de eigen verantwoordelijkheid van de instelling is om te zorgen voor een toegangscode en een eHerkenning zodat de jaarverantwoording in DigiMV gedeponeerd kan worden. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van een overmachtsituatie. Een hoorzitting voegde daarom niets toe.

Wat oordeelt de rechter?

  1. Het bezwaar was twee weken te laat, zodat de minister het niet hoefde aan te merken als zienswijze en ook niet hoefde te betrekken bij het invorderingsbesluit. Bovendien is, in overleg met de zorginstelling, het bezwaar betrokken bij het later ingediende bezwaar tegen het invorderingsbesluit.
  2. Het dwangsombesluit staat in rechte vast. Daarmee kan dat besluit niet meer ter discussie staan. Gronden die daartegen ingebracht konden worden, kunnen daardoor niet meer ingebracht worden tegen het invorderingsbesluit. Dat is alleen anders in uitzonderlijke gevallen, waarvan in dit geval geen sprake is. 
    undefinedundefined
  3. Als een bezwaarschrift kennelijk ongegrond is, mag van horen worden afgezien. Dat is het geval als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Het bezwaar van de zorginstelling kon niet tot een andere uitkomst leiden, zodat de minister van horen mocht afzien.

De last is daarmee overtreden, zodat de minister terecht overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsom. Het beroep van de zorginstelling is ongegrond.

Lessen voor de praktijk

Uit deze uitspraak volgt een aantal lessen voor de praktijk:

  • Zorg voor tijdige indiening van de jaarverantwoording en wees je bewust van de eigen verantwoordelijkheid van de zorginstelling voor het kunnen indienen daarvan.
    NB. Voor het jaar 2019 geldt een termijn tot en met 1 oktober 2020 voor het aanleveren.
  • Als dat niet lukt, vraag dan tijdig uitstel aan.
    NB. Uitstel voor het jaar 2019 is mogelijk door vóór 15 juli 2020 een verzoek te doen.
  • Als dat om wat voor reden niet lukt en er wordt een vooraankondiging tot het opleggen van een last onder dwangsom opgelegd, dien een zienswijze in (al dan niet met bijstand van een advocaat).
    NB. Het niet indienen van een zienswijze is niet fataal, er worden geen rechten verspeeld. Het wel indienen van een zienswijze maakt het lastig van daarin ingenomen standpunten terug te komen in een eventueel bezwaarschrift.
  • Als er dan een last onder dwangsom opgelegd wordt, maak bezwaar (al dan niet met bijstand van een advocaat) om te voorkomen dat de last in rechte vast komt te staan.
    NB. Een invorderingsbesluit kan niet aangevochten worden met argumenten die tegen de last onder dwangsom aangevoerd hadden moeten worden. Daarom is het tijdig maken van bezwaar tegen de last onder dwangsom van (groot) belang.