Ga naar de inhoud

In mei 2025 verschenen twee uitspraken naar aanleiding van de Didam arresten I en II. In deze blog bespreken wij de uitspraken.

Eerder verschenen bijdragen over de Didam-jurisprudentie vindt u door ‘Didam’ in de zoekbalk op onze website in te typen. Wilt u advies over de gevolgen van de Didam-arresten voor overeenkomsten tussen overheden en marktpartijen of hulp bij het opstellen van een transparante verkoopprocedure? Neem dan contact op met Diede van der Heijden of Jurgen Vermeulen.

Uitspraak 1: planvorming is nog geen uitgifte

De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg oordeelde op 21 mei 2025 (ECLI:NL:RBLIM:2025:4909) in kort geding dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld door Steelhaven niet te betrekken bij de planvorming voor de herinrichting van de stadshaven.

Feiten

Steelhaven B.V. exploiteerde sinds de jaren tachtig een jachthaven in de Roerdelta te Roermond. De gemeente is al decennia voornemens dit gebied – inclusief de haven – te herontwikkelen. In het kader van de herontwikkeling besloot de gemeente gesprekken te voeren met twee (andere) exploitanten. Steelhaven werd bij de planvorming buiten beschouwing gelaten. Nadat Steelhaven de gemeente herhaaldelijk verzocht om alsnog te worden betrokken in de planvorming en de gemeente dat weigerde stapte zij naar de rechter. Steelhaven vorderde onder meer gelijke betrokkenheid bij de planvorming, staking van de lopende aanbesteding voor de herinrichting, en organisatie van een non-discriminatoire selectieprocedure.

Oordeel van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter overweegt dat Steelhaven niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Gemeente in dit stadium andere exploitanten heeft bevoordeeld en Steelhaven heeft benadeeld of dat een latere selectie van Steelhaven als potentiële exploitant van de ligplaatsen in de heringerichte haven niet meer mogelijk zou zijn.

De stelling dat de Didam-regels reeds in deze (planvorming) fase van toepassing zijn volgt de voorzieningenrechter niet. De omstandigheid dat planvorming met betrekking tot een gebied onder meer meebrengt dat in de toekomst gebruiksrechten uitgegeven zullen worden, betekent niet dat reeds op dat moment sprake is van een concreet ‘voornemen tot uitgifte’ in de zin van de Didam-arresten.

De Gemeente heeft ter zitting verklaard dat zij zich ervan bewust is dat zij een openbare selectieprocedure ten behoeve van de gunning van de exploitatierechten dient te organiseren, waarbij het Steelhaven vrijstaat als gegadigde mee te dingen. Ook hieruit is af te leiden dat de onderhavige procedure door Steelhaven te voorbarig is geëntameerd, nu er nog geen sprake is van een dergelijke openbare Didam-selectieprocedure.

Belang voor de praktijk

Gemeenten houden de beleidsruimte om ruimtelijke keuzes te maken en visies te ontwikkelen, zonder dat zij reeds in die (planvormings)fase gehouden zijn om mededingingsruimte te bieden aan (alle) potentieel geïnteresseerde partijen. Pas op het moment dat uitgifte van rechten daadwerkelijk aan de orde is, zal de gemeente potentiële gegadigden de kans moeten bieden om mee te dingen.

Wel verdient opmerking dat voorkomen moet worden dat de grens tussen planvorming en selectie niet meer scherp is. Zodra ambtelijk overleg ontaardt in het formuleren van concrete criteria en randvoorwaarden die in overleg met één marktpartij tot stand komen, ontstaat het risico dat feitelijk al wordt gekozen voor één gegadigde – en daarmee dat de Didam-regels alsnog worden geschonden. In deze casus was daarvan (nog) geen sprake, maar voor gemeenten is het wel van belang dit onderscheid scherp te bewaken.

Uitspraak 2: nietigheid en aansprakelijkheid bij onrechtmatigheid

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 27 mei 2025 (ECLI:NL:GHARL:2025:3242) over de verhuur van (extra) grond op verzorgingsplaats De Aalscholver aan Fastned.

Feiten

De Staat en Fastned hadden de allonge gesloten nadat de voorzieningenrechter in het aangevochten vonnis van 7 maart 2025 de vorderingen van Circle K, Vemobin, VPR en Hajé had afgewezen. Voor een bespreking van die uitspraak wordt verwezen naar onze blog van maart 2025.

Oordeel van het hof

In hoger beroep overweegt het hof– in lijn met Didam-II – dat de inmiddels overeengekomen allonge als geldig moet worden aangemerkt, ook wanneer de Staat de Didam-regels niet juist zou hebben toegepast. De allonge is onvoorwaardelijk en de extra grond is aan Fastned ter beschikking gesteld die daarop inmiddels de aannemer aan het werk heeft gezet. Daarmee is uitvoering gegeven aan de huurovereenkomst. In geval de Staat de Didam-regels zou hebben geschonden, resteert voor Circle K en Vemobin in het licht van Didam-II alleen nog een schadevergoedingsactie.

Circle K heeft onder meer nog betoogd dat de onvoorwaardelijke allonge nietig zou zijn wegens strijd met artikel 3:40 lid 1 BW (strijd met de openbare orde of goede zeden). Van nietigheid op die grond zou hoogstens sprake kunnen zijn als de Staat de Didam-regels welbewust zou hebben geschonden en zich schuldig heeft gemaakt aan willekeur of favoritisme. Dat daarvan sprake zou zijn is niet gesteld of gebleken.

Circle K wil verder de gedachte ingang doen vinden dat de Staat gehouden was om, nadat zij door de voorzieningenrechter in het gelijk was gesteld, de allonge niet te sluiten totdat ook in hoger beroep daarover was beslist. Daarvan is ook geen sprake en kan niet uit de Didam-arresten worden afgeleid.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 maart 2025.

Belang voor de praktijk

In lijn met de Didam-II uitspraak van de Hoge Raad geldt dat in het geval de overheid de Didam-regels heeft geschonden voor teleurgestelde andere gegadigden slechts een schadevergoedingsactie resteert, tenzij sprake is van evidente willekeur of favoritisme.