null

Bestuurlijke boete: hoe zit het met wettelijke rente wanneer je gelijk krijgt bij de rechtbank, maar in hoger beroep alsnog ongelijk krijgt?

Op 28 september 2022 heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat ook na vernietiging van een bestuurlijke boete de wettelijke rente over die bestuurlijke boete verschuldigd is. In dit blog bespreek ik deze uitspraak.

Bestuurlijke boete na overtreding Wet financieel toezicht

De schuldenaar is werkzaam geweest voor een beleggingsonderneming. Na onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in 2013 naar het beleggingsbeleid en verschillende zorgplichtvereisten van die beleggingsonderneming, constateert de AFM een overtreding van de Wet financieel toezicht (Wft). Op 25 november 2016 legt de AFM daarom een bestuurlijke boete van EUR 125.000,00 op. De schuldenaar gaat daartegen in beroep bij de rechtbank Rotterdam (rechtbank) en krijgt gelijk, omdat de bestuurlijke boete in strijd met het gelijkheidsbeginsel wordt geacht. Daarop gaat de AFM in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Het CBb stelt de AFM in het gelijk en overweegt dat de bestuurlijke boete passend en geboden is. Met de uitspraak van het CBb is de bestuurlijke boete onherroepelijk vast komen te staan.

Vervolgens verzoekt de AFM de schuldenaar op grond van de Algemene wet bestuursrecht de verschuldigde wettelijke rente à EUR 10.698,65 over de bestuurlijke boete uit 2016 te betalen. Daarop stelt de schuldenaar dat hij over de periode tussen de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van het CBb geen wettelijke rente hoeft te betalen: de rechtbank had immers het besluit van de AFM vernietigd, waardoor er in de periode geen bestuurlijke boete bestond.

Rente over opgelegde bestuurlijke boete verschuldigd vanaf het opleggen daarvan

De rechtbank Rotterdam volgde deze overweging van de schuldenaar niet en verwijst hierbij naar de Wft. Daaruit volgt dat het instellen van bezwaar of beroep de berekening van de wettelijke rente niet schorst. Dit betekent dat over de opgelegde bestuurlijke boete wettelijke rente is verschuldigd. Die begint te lopen vanaf zes weken na bekendmaking van de bestuurlijke boete. Door tot de uitspraak van het CBb te wachten met het betalen van de bestuurlijke boete heeft de schuldenaar het risico genomen wettelijke rente te moeten betalen over de gehele periode sinds het opleggen van de bestuurlijke boete. Kortom: de schuldenaar moet over de periode vanaf zes weken na bekendmaking van de bestuurlijke boete de wettelijke rente betalen. Dat is inclusief de periode tussen de uitspraak van de rechtbank en het CBb.

Lessen voor de praktijk

Tot de uitspraak op (hoger) beroep wachten met het betalen van de bestuurlijke boete vormt voor de schuldenaar een risico wat voor zijn rekening komt. Krijg je in (hoger) beroep ongelijk, dan ben je de wettelijke rente verschuldigd over de periode vanaf zes weken na bekendmaking van de bestuurlijke boete. Vernietiging van die bestuurlijke boete, schorst de wettelijke rente niet als hoger beroep wordt ingesteld. De schuldenaar doet er verstandig aan de bestuurlijke boete tijdig te betalen.

Als dat niet (goed) mogelijk is, is het in bepaalde gevallen mogelijk een betalingsregeling te treffen met het bestuursorgaan dat de bestuurlijke boete heeft opgelegd. Wanneer de hoogte van de bestuurlijke boete en de financiële situatie het rechtvaardigen kan in uitzonderlijke gevallen een voorlopige voorziening ook nog uitsluitsel bieden om de betalingsverplichting tijdelijk op te schorten.

Kortom: wanneer een bestuurlijke boete opgelegd wordt, dienen verschillende belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Heeft u daar vragen over, neem dan contact op met Casper Dekker. Dit blog is geschreven met dank aan Rachid Yahya.