Didam-jurisprudentie augustus 2024: toch geen schending van het gelijkheidsbeginsel
Iedere maand schrijven we blogs naar aanleiding van het Didam-arrest. Op het moment van schrijven zijn nog géén relevante Didam-uitspraken uit de maand augustus gepubliceerd. Wel is nog een uitspraak gepubliceerd uit de maand juli die wij u niet willen onthouden. Het gaat om het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden Nederland.
In eerste aanleg
In deze zaak had de gemeente een locatie geselecteerd om haar verplichting om de vestiging van een islamitische begraafplaats mogelijk te maken na te komen. De eigenaar van die locatie had het geselecteerde perceel verpacht en wilde er uitsluitend vrijwillig afstand van doen indien hij in ruil daarvoor andere pachtgrond terug zou krijgen. De gemeente koos een perceel pachtgrond dat geruild kon worden en publiceerde haar voornemen tot de ruil en de daarop volgende verkoop van het geselecteerde perceel aan de aspirant-beheerder van de begraafplaats. Andere pachters waren ook geïnteresseerd in de gronden en eisen een verbod op de voorgenomen ruil en op de voorgenomen verkoop in verband met het Didam-arrest. De voorzieningenrechter van de rechtbank gaf de pachters gelijk, maar het hof komt nu tot een andere beslissing.
In hoger beroep
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt namelijk dat de in het Didam-arrest aanvaarde uitzondering van ‘één serieuze gegadigde’ hier opgaat. Volgens het hof gaat het in deze kwestie om het samenstel van beide transacties met als achterliggend beleidsdoel om op de door de gemeente gewenste locatie een islamitische begraafplaats te realiseren. Zonder die beleidsdoelstelling zou grondruil of anderszins de verkoop van de gemeentepercelen niet aan de orde zijn. De keuze voor het ruilen van de beoogde locatie voor het realiseren van de islamitische begraafplaats valt binnen de beleidsruimte die de gemeente toekomt bij het inrichten van de omgeving en heeft invloed op de selectiecriteria voor de mogelijke gegadigde(n) voor de gemeentepercelen. Gesteld noch gebleken is dat de locatiekeuze op willekeur of favoritisme berust. Van andere oneigenlijke motieven voor de locatiekeuze is in dit kort geding evenmin sprake.
Belang voor de praktijk
Deze uitspraak illustreert nog eens dat de gemeente de nodige beleidsruimte heeft bij het bepalen van verkoopcriteria mits zij kan onderbouwen dat niet is “toegeschreven” naar één gegadigde.
Onze andere blogs vindt u door ‘Didam’ in de zoekbalk op onze website in te typen. Wilt u advies over de gevolgen van het Didam-arrest voor overeenkomsten tussen overheden en marktpartijen of de motivering van een één op één verkoop, neem dan contact op met Diede van der Heijden of Jurgen Vermeulen.