Didam-jurisprudentie december 2023
Uitgelicht
Uit het kortgedingvonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 december 2023 blijkt dat de aangekondigde prejudiciële vragen (helaas) toch niet gesteld zullen worden. De procedure is recentelijk namelijk ingetrokken. We moeten dus nog even wachten op verduidelijking door de Hoge Raad van de toepassing van het Didam-arrest. De hoop is nu gevestigd op het oordeel van de Hoge Raad in het cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Hieronder beschrijven we de uitspraken uitgebreid. Onze andere blogs vindt u door ‘Didam’ in de zoekbalk op onze website in te typen. Wilt u advies over de gevolgen van het Didam-arrest voor overeenkomsten tussen overheden en marktpartijen of de motivering van een één op één verkoop, neem dan contact op met Diede van der Heijden of Jurgen Vermeulen.
Uitspraak 1 – Enige serieuze gegadigde
Op 6 december 2023 is een uitspraak van 28 november 2023 gepubliceerd van het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:2252), waarin het hof bevestigt dat de gemeente Den Haag geen mededingingsruimte hoefde te bieden omdat er maar één serieuze gegadigde is voor de grondreserveringsovereenkomst. Zie voor de procedure in eerste aanleg onze eerdere blog waarin wij de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10163) bespraken.
De zaak draait om de vraag of de gemeente een grondreserveringsovereenkomst voor een perceel grond in het industriegebied De Binckhorst mocht sluiten met McReal Estate B.V., zonder een openbare selectieprocedure te doorlopen. Het hof oordeelt dat de gemeente dit mocht, omdat McReal Estate B.V. als eigenaar van het buurperceel als enige in aanmerking kwam voor de ontwikkeling van het perceel conform de wensen van de gemeente.
Omdat de grondreserveringsovereenkomst tijdens het hoger beroep is ingetrokken, hebben partijen alleen nog belang bij een oordeel van het hof in verband met de proceskosten. Appellante wordt veroordeelt in de proceskosten.
Uitspraak 2 – Uitgifteprocedure terecht gestaakt door gemeente
Op 5 december 2023 bevestigde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:10355) dat de gemeente Zevenaar een uitgifteprocedure mag staken in verband met strijd met het Didam-arrest.
In eerste aanleg
De gemeente had een inschrijfprocedure ingesteld voor de uitgifte van kavels voor woningen (‘de 1e uitgifteprocedure’). Appellanten zouden op basis van de in dat kader door de gemeente opgestelde uitgiftelijst opties krijgen op beschikbare kavels. Vervolgens heeft de gemeente de 1e uitgifteprocedure ingetrokken in verband met strijd met het Didam-arrest en een nieuwe uitgifteprocedure gestart (‘de 2e uitgifteprocedure’). Op basis van die selectiemethode is het onzeker dat appellanten kavels kunnen bemachtigen. Appellanten vinden dat de gemeente daarom onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en zijn van mening dat de gemeente de 1e selectieprocedure niet had mogen stopzetten. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen (ECLI:NL:RBGEL:2023:795 ). Zie ook onze blog over deze uitspraak.
Beoordeling hof
Ook het hof is van oordeel dat de uitvoering van de 1e uitgifteprocedure zich niet verdraagt met het gelijkheidsbeginsel volgens de criteria uit het Didam-arrest. Het bepalen van de kans op een kavel op grond van een informele lijst zoals hier is gebruikt, gebeurt niet aan de hand van objectieve en toetsbare criteria noch met een passende mate van openbaarheid ten behoeve van (potentiële) gegadigden. De gemeente zou onrechtmatig handelen als zij de 1e uitgifteprocedure zou voortzetten en de opties op de kavels zou gunnen zonder de criteria uit het Didam-arrest in acht te nemen. Het is daarom niet onrechtmatig jegens appellanten dat de gemeente heeft besloten om de 1e uitgifteprocedure niet voort te zetten.
Uitspraak 3 – Overeenkomst nietig, maar geen spoedeisend belang
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelde in kort geding op 15 december 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:6782) een in strijd met het Didam-arrest tot stand gekomen overeenkomst nietig.
Feiten
Het geschil gaat over een door de gemeente met een exploitant van een tankstation gesloten huurovereenkomst die loopt tot 2 juni 2028. Eind 2021 hebben de gemeente en de exploitant de huurovereenkomst vroegtijdig beëindigd en in plaats daarvan zijn zij een erfpachtovereenkomst voor de duur van 30 jaar overeengekomen. Eiseres is daar naar aanleiding van de publicatie van de gemeente tegen opgekomen.
Oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft eerder het standpunt ingenomen dat een in strijd met Didam gesloten overeenkomst nietig is (22 maart 2023,ECLI:NL:RBMNE:2023:1244). Zie over deze uitspraak onze blog van april 2023. Nadien heeft deze rechtbank bij vonnis van 24 mei 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:2418) geoordeeld dat het met het oog op de rechtszekerheid wenselijk is de Hoge Raad prejudiciële vragen over dit vraagstuk voor te leggen (zie hierover ook onze blog over de Didam-uitspraken van juli 2023). Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat dit tussenvonnis geen vervolg heeft gekregen, omdat de procedure (zeer recent) is ingetrokken.
Omdat op dit moment in de literatuur en de rechtspraak geen eenduidig standpunt wordt ingenomen over de gevolgen van het niet in acht nemen van het Didam-arrest bij reeds tot stand gekomen overeenkomsten en gezien de wetenschap dat de procedure om prejudiciële vragen voor te leggen aan de Hoge Raad is ingetrokken, heeft de voorzieningenrechter bij deze stand van zaken geen reden om anders te oordelen dan hij in zijn uitspraak van 22 maart 2023 heeft gedaan.
Geen spoedeisend belang
Indien echter wordt aangenomen dat de reeds gesloten overeenkomst nietig is, herleeft de oude huurovereenkomst tot 2028, zodat potentiële gegadigden volgens de voorzieningenrechter voldoende tijd hebben om een bodemprocedure te starten. Bij die stand van zaken hebben eisers geen belang bij een onmiddellijke voorziening en worden hun vorderingen afgewezen.