null

Melding maken bij Inspectie SZW na ongeval in de bouw

Hoewel veiligheid bij bouwbedrijven inmiddels hoog in het vaandel staat, vinden er nog steeds arbeidsongevallen plaats. Zo waren er in 2020 dertien dodelijke incidenten. Bij de arbeidsongevallen kan gedacht worden aan vallen van hoogte, aanrijgevaar, geraakt worden door materieel en bedelving van instorting van tijdelijk hulpmateriaal. Indien als gevolg van het arbeidsongeval iemand overlijdt, in het ziekenhuis wordt opgenomen of blijvend letsel overhoudt, moet dit direct gemeld worden bij de Inspectie SZW. Wat is nu het vervolg op zo’n melding?

Opsporing versus toezicht

Indien melding wordt gemaakt van een dodelijk arbeidsongeval of een arbeidsongeval waarbij een werknemer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, zal in vrijwel alle gevallen een onderzoek worden uitgevoerd door enerzijds de politie en anderzijds de arbeidsinspecteur. De politie onderzoekt hierbij of mogelijk sprake is van een strafbaar feit, waarbij gedacht kan worden aan dood door schuld (artikel 307 Wetboek van Strafrecht) of zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Wetboek van Strafrecht). De arbeidsinspecteur onderzoekt of de werkgever zich heeft gehouden aan de bepalingen zoals die zijn neergelegd in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Strafrechtelijk is eveneens artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet in beeld, welk artikel bepaalt dat het de werkgever verboden is handelingen te verrichten, of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen (Arbobesluit), indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.

Voor de vraag of een strafrechtelijke- of bestuursrechtelijke reactie moet volgen, wordt zowel door de politie als de arbeidsinspecteur onderzocht of de werkgever voldoende heeft gedaan om het arbeidsongeval te voorkomen. Hierbij komt het dus voor dat er door twee instanties, de politie en de arbeidsinspecteur, een onderzoek wordt uitgevoerd.

Schriftelijk onderzoek

In het strafrechtelijk onderzoek zal in belangrijke mate gekeken worden naar de vraag of de werkgever schuld heeft aan het arbeidsongeval. Schuld wordt hierbij uitgelegd als een zekere mate van verwijtbaarheid en een zekere mate van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Met andere woorden: concreet wordt gekeken wat de werkgever er aan heeft gedaan om het arbeidsongeval te voorkomen. Hoewel in het strafrechtelijk onderzoek, indien de werkgever als verdachte wordt aangemerkt, geen medewerking aan het onderzoek hoeft te worden verleend, kan het onder omstandigheden raadzaam zijn een dergelijke medewerking wel te verlenen en inzichtelijk te maken wat er is gedaan ter voorkoming van het arbeidsongeval. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het overleggen van een risico inventarisatie en evaluatie indien hierin is beschreven wat de risico’s zijn bij het uitvoeren van de werkzaamheden waarbij een werknemer is komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast een Plan van Aanpak, waarin beschreven wordt wat ter voorkoming van het arbeidsongeval is ondernomen. Tevens zal het van belang zijn om concreet te maken dat de werknemer die het arbeidsongeval is overkomen voldoende instructies heeft gekregen en dat vanuit de werkgever toezicht is gehouden op het correct uitvoeren van de werkzaamheden. Deze informatie kan ertoe leiden dat de conclusie is dat van schuld in strafrechtelijke zin geen sprake is, noch dat artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is.

Of sprake is van schuld, moet worden beoordeeld door een officier van justitie. Indien de officier van justitie van mening is dat dit het geval is, zal de officier van justitie de werkgever, maar mogelijk ook een feitelijk leidinggever, dagvaarden voor de rechtbank. Van feitelijk leiding geven kan sprake zijn indien bijvoorbeeld niet is ingegrepen als er onveilig of in strijd met de instructies werd gewerkt en als gevolg daarvan het arbeidsongeval heeft kunnen plaatsvinden.

Onderzoek vanuit de Inspectie SZW

Het andere onderzoek dat plaatsvindt, eventueel parallel aan een opsporingsonderzoek, is dat door de arbeidsinspecteur. Hierbij gaat het om een zogenaamde toezichthouder en de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat medewerking verlenen verplicht is. Een voorbeeld hiervan is dat de toezichthouder inlichtingen kan vorderen, zoals het stellen van min of meer concrete vragen, waarop antwoord moet worden gegeven. Dergelijke vragen kunnen in beginsel aan iedereen worden gesteld, nu iedereen verplicht is tot medewerking aan het toezicht. In de praktijk komt het dus vaak voor dat diverse werknemers van een werkgever vragen worden gesteld. Deze vragen kunnen worden gesteld aan degenen die getuige zijn geweest van het arbeidsongeval, maar ook aan andere werknemers. Bij deze laatste categorie kan worden gedacht aan vragen over het arbo-beleid van de werkgever, in hoeverre persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld, er voldoende instructies worden gegeven en of vanuit de werkgever ook toezicht wordt gehouden op het juist uitvoeren van de werkzaamheden.

Verder komt het in de praktijk vaak voor dat gevorderd wordt stukken te overleggen, waarbij gedacht kan worden aan een boekhouding, administratie, onderhoudsrapporten, toolbox-bijeenkomsten etc.. Vaak wordt een hele lijst aan stukken opgevraagd, die dus verplicht verstrekt moeten worden.

Onder omstandigheden is het wel zo dat de vertegenwoordiger van de werkgever, veelal de bestuurder, wordt gewezen op het zwijgrecht indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een bestuurlijke sanctie in de vorm van een boete waarschijnlijk is. Aan de medewerkingsverplichting zitten wel verschillende kanten en kan het van geval tot geval verschillen waar wel of geen medewerking aan hoeft te worden verleend 

Als het onderzoek is afgerond, wordt een boeterapport opgesteld dat naar de werkgever en de Inspectie SZW wordt toegezonden. Deze inspectie beoordeelt vervolgens of een voornemen aan de werkgever kenbaar gemaakt zal worden om een bestuurlijke boete op te leggen. Hierop kan binnen veertien dagen een zienswijze worden ingediend en indien deze niet door de Inspectie SZW wordt gevolgd, kan tegen de definitieve oplegging van een bestuurlijke boete binnen zes weken een bezwaarschrift worden ingediend.

Belang goed arbo-beleid

Het voeren van een goed arbo-beleid met oog voor de risico’s en gevaren die werkzaamheden in de bouw met zich meebrengen is duidelijk! Hierdoor kan het aantal arbeidsongevallen worden teruggedrongen en voorkomt het een van de hiervoor beschreven onderzoeken. De praktijk is inmiddels dat als in strafrechtelijke zin schuld aan een ernstig arbeidsongeval wordt bewezen al gauw gedacht moet worden aan geldboetes tussen de € 50.000 en € 100.000. In toenemende mate vinden strafrechters het niet voeren van een goed arbo-beleid dat ernstige gevolgen heeft voor werknemers ernstig verwijtbaar. Maar ook bij “lichtere” arbeidsongevallen waarbij sprake is van een ziekenhuisopname of blijvend letsel kunnen bestuurlijke boetes in de tienduizenden euro’s lopen.

Als aantoonbaar is dat de werkzaamheden goed zijn beschreven in de risico inventarisatie en de evaluatie, hieraan in het Plan van Aanpak aandacht is besteed, de juiste instructies voor de specifieke werkzaamheden zijn gegeven en vanuit de werkgever periodiek toezicht wordt gehouden, kan dit alles worden voorkomen. Voorkomen is immers beter dan genezen!

Heeft u vragen over (het voorkomen van) arbeidsongevallen of de bestuurlijke boete? Neem contact met Casper Dekker.