null

Recidivebepaling voor bestuurlijke boetes in de Arbowet

De bestuurlijke boete is een bestuursrechtelijk sanctioneringsmiddel dat zonder tussenkomst van een rechter of het OM kan worden opgelegd door een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De bestuurlijke boete komt in verschillende soorten wet- en regelgeving terug, waarbij vaak een recidivebepaling is opgenomen. Zo’n bepaling leidt bij herhaalde overtreding tot hogere boetebedragen. In dit blog gaan Casper Dekker en Rachid Yahya in op de recidivebepaling uit de Arbowet.

Recidive in de Arbowet

Uit de Arbowet volgt dat het boetebedrag met 100% wordt verhoogd wanneer binnen vijf jaar daarvoor een onherroepelijk bestuurlijke boete is opgelegd voor een vergelijkbare overtreding. Wanneer sprake is van een ernstige overtreding is de verhoging 200%. Ook wanneer niet één, maar twee keer een bestuurlijke boete is opgelegd voor vergelijkbare overtreding.

Bij de recidivebepaling van de Arbowet valt op dat het moet gaan om vergelijkbare overtreding. In de Arboregeling is bepaald wanneer daar sprake van is. Van groot belang is dat het niet om overtreding van hetzelfde artikel(lid) hoeft te gaan. Ook hoeven de feiten en omstandigheden niet hetzelfde te zijn. De voorschriften uit de Arbowet zijn erg ruim, waardoor al snel sprake is van vergelijkbare overtreding.

Verder valt op dat om van recidive te kunnen spreken sprake dient te zijn van onherroepelijke bestuurlijke boetes voor een vergelijkbare overtreding. Dat betekent dat wanneer nog geprocedeerd wordt tegen een eerdere bestuurlijke boete, die bestuurlijke boete niet mee kan en mag tellen voor een verhoging wegens recidive.

Uitzondering recidivebepaling voor nevenvestigingen

Als binnen de termijn van vijf jaar een vergelijkbare overtreding plaatsvindt, kan het zijn dat geen boeteverhoging wegens recidive opgelegd wordt. Dat is mogelijk als sprake is van een zelfstandig opererende nevenvestiging. Dan wordt gehandeld alsof sprake is van afzonderlijke ondernemingen.

Dat is het geval als binnen de vestiging waar de overtreding heeft plaatsgevonden óf binnen de vestiging waar de eerdere vergelijkbare overtreding heeft plaatsgevonden voldaan wordt aan de volgende samenhangende eisen:

- het organisatorisch verband;

- het zelfstandig opereren ten opzichte van de hoofdvestiging;

- een structurele voorziening in leiding en gezag binnen de nevenvestiging

Het organisatorisch verband kan worden aangetoond met een uittreksel van de Kamer van Koophandel en organogrammen van de organisatie. De overige twee eisen vereisen dat sprake is van een eigen bevoegdheid tot het aansturen van personeel voor de betreffende vestiging en/of het uitvoeren van personeelsbeleid. Hiervoor zullen uiteraard stukken overgelegd moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan functieprofielen, verslagen van beoordelings- en functioneringsgesprekken, invloed op sollicitatieprocessen, het uitvoeren van sanctiebeleid en dergelijke.

Wanneer in de vestigingen van de onderneming verschillende diensten worden aangeboden, met allen een eigen karakteristiek veiligheidsbeleid, is dit een indicatie dat er sprake is van een afzonderlijke zelfstandig opererende nevenvestiging. Dat is overigens niet vereist. Ook vestigingen die dezelfde diensten aanbieden, maar als zelfstandige nevenvestiging aan te merken zijn, kunnen onder deze uitzondering vallen.

Uitzondering bouwondernemingen

Voor bouwondernemingen is ook een uitzondering opgenomen. Daarbij wordt een bouwlocatie waar rechtspersonen langer dan zes maanden achter elkaar werken aangemerkt als zelfstandig opererende nevenvestiging. Onder ‘bouwlocatie’ wordt verstaan elke tijdelijke of mobiele arbeidsplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht.

Hoogte van de uiteindelijke bestuurlijke boete

Ook in gevallen dat er wel sprake is van vergelijkbare overtredingen, kan het zijn dat de bestuurlijke boete niet met 100% of 200% verhoogd mag worden. Dat kan vooral aan de orde zijn bij twee vergelijkbare overtredingen, omdat dan sprake is van een verhoging van 200%. Uit de systematiek van de Arbowet volgt dat de maximale hoogte van de bestuurlijke boete EUR 90.000,00 is.

Zeker bij grotere ondernemingen, een hoog boetenormbedrag en blijvend letsel of een ziekenhuisopname (zie dit blog), kan een bestuurlijke boete dat bedrag overstijgen. De Arbowet verzet zich daartegen, maar het valt op dat de Nederlandse Arbeidsinspectie zich daar niets van aantrekt.

Bij overtreding van bepalingen ten aanzien van gevaarlijke stoffen is dat EUR 900.000,00. Het voorgaande gaat daar niet voor op.

Conclusie

Hoewel op basis van de Arbowet relatief lage bestuurlijke boetes kunnen worden opgelegd, kan het lonen om daartegen te procederen. Wanneer de betreffende bestuurlijke boete onherroepelijk wordt, telt deze mogelijk mee voor een verhoging wegens recidive als een vergelijkbare overtreding aan de orde is. Dat dient weliswaar binnen vijf jaar te zijn, maar zeker voor grotere ondernemingen kan het dan lonen op te komen tegen een relatief lage bestuurlijke boete om in de toekomst aanzienlijk hogere bestuurlijke boetes te voorkomen.

Naast het procederen tegen een opgelegde bestuurlijke boete is het altijd verstandig te bezien of sprake is van een zelfstandig opererende nevenvestiging. In dat geval wordt de bestuurlijke boete opgelegd alsof sprake is van een afzonderlijke onderneming. Anders gezegd, er is geen verhoging van de bestuurlijke boete wegens recidive.

Verder is het van groot belang goed na te gaan of de opgelegde en wegens recidive verhoogde bestuurlijke boete het wettelijk maximum van EUR 90.000,00 niet overschrijdt. Dat is namelijk niet toegestaan en kan een grond voor bezwaar vormen.

Voor vragen of advies over bestuurlijke boetes en recidivebepalingen kunt u contact opnemen met Casper Dekker.