Hoger beroep: schadevergoeding ingevolge de AVG
Op 1 april 2020 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) vier uitspraken. Alle vier de procedures betreffen de vraag of sprake is van recht op immateriële schadevergoeding op basis van de AVG. In dit blog wordt in gegaan op de vraag wanneer de bestuursrechter bevoegd is over dit soort verzoeken te oordelen en wanneer de civiele rechter.
Een van de vier uitspraken betreft het hoger beroep tegen de uitspraak van rechtbank Overijssel van 28 mei 2019, waarin voor de eerste keer een schadevergoeding op grond van de AVG werd toegekend. De gemeente Deventer tekende hoger beroep aan tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verklaart het hoger beroep van gemeente Deventer gegrond en doet hiertoe een aantal relevante overwegingen.
Uitspraak in eerste aanleg
Op 28 mei 2019 veroordeelde de rechtbank Overijssel de gemeente Deventer tot schadevergoeding van EUR 500,00 aan betrokkene. De rechtbank overwoog dat als gevolg van een onrechtmatig besluit, betrokkene wegens verlies van controle over zijn persoonsgegevens in zijn persoon is aangetast. Op grond van artikel 82 AVG in samenhang met artikel 6:106 van het BW heeft betrokkene volgens de rechtbank recht gehad op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
De beoordeling van een verzoek tot schadevergoeding
De Afdeling denkt er anders over. Allereerst merkt zij op dat de AVG van toepassing is, omdat het verzoek tot schadevergoeding van betrokkene ná de inwerkingtreding van de AVG is gedaan.
De Afdeling stelt vervolgens vast dat in de AVG niet specifiek is bepaald hoe de immateriële schadevergoeding in het eerste lid van artikel 82 AVG moet worden vastgesteld of berekend. Wel geldt dat het begrip schade ruim moet worden uitgelegd, zoals ook verwoord in overweging 146 van de considerans van de AVG, en geen afbreuk mag worden gedaan aan de doelstellingen van de AVG. Bovendien moet gekeken worden naar jurisprudentie van het Europees Hof, waaruit blijkt dat te vergoeden schade reëel en zeker moet zijn. Omdat de AVG verder geen concrete invulling geeft aan de beoordeling, dient het verzoek beoordeeld te worden aan de hand van de nationale rechtsregels. Dus zoekt de Afdeling aansluiting bij het civiele schadevergoedingsrecht, en meer specifiek artikel 6:106 van het BW.
EUR 500,- te weinig?
Betrokkene betoogt dat hij, gelet op de ruime definitie van schade onder de AVG, de schadevergoeding van EUR 500,00 onvoldoende billijk is. Hij stelt dat dit onvoldoende afschrikwekkend is voor een bestuursorgaan om niet tot onrechtmatige gegevensverwerking over te gaan. Een redelijke vergoeding volgens betrokkene is EUR 7.500,00.
De Afdeling gaat niet mee in deze argumentatie. “Het doel van schadevergoeding is herstel van of het bieden van compensatie voor een onrechtmatige inbreuk op privacy. Het opleggen van een bestraffende sanctie als een boete die daarvan moet worden onderscheiden is hier niet aan de orde en heeft tot doel de overtreder van de geschonden norm leed toe te voegen.”[1]
Causaal verband
De gemeente Deventer stelt dat geen causaal verband bestaat tussen de onrechtmatigheid van het besluit van 19 januari 2018 en eventuele schade zijdens betrokkene. Het gestelde verlies van controle over de persoonsgegevens is volgens gemeente Deventer het gevolg van een feitelijke handeling, te weten de verzending van de email van 20 augustus 2013. In dit geval is de bestuursrechter niet bevoegd te oordelen over deze schade, als gevolg van feitelijk handelen.
De Afdeling oordeelt hierover dat ingevolge het vonnis van 18 juli 2018 is komen vast te staan dat het verstrekken van de persoonsgegevens van betrokkene per e-mail onrechtmatig is. De Afdeling behandelt het verzoek tot schadevergoeding van betrokkene aan de hand van dit onrechtmatig en overweegt dat “(..), zoals de Afdeling in de uitspraken van vandaag met nummers ECLI:NL:RVS:2020:898, ECLI:NL:RVS:2020:900 en ECLI:NL:RVS:2020:901 heeft overwogen, de bestuursrechter op grond van artikel 8:88 van de Awb bevoegd is te oordelen over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG in de gevallen waarin de gestelde schade verband houdt met een besluit als bedoeld in artikel 34 van de Uitvoeringwet AVG.”[2]
Schade?
Als tweede voert de gemeente Deventer aan dat betrokkene met concrete gegevens had moeten onderbouwen waarom sprake is van aantasting in de persoon en dat betrokkene daarmee schade heeft geleden. Dit heeft betrokkene volgens de gemeente niet gedaan.
Dit beroep wordt gegrond verklaard door de Afdeling. Ingevolge artikel 6:106 BW gaat de Afdeling terecht uit van het standpunt dat schade ook in dit geval moet worden onderbouwd. Een inbreuk op de AVG levert niet zonder meer het recht op schadevergoeding op. Hierbij grijpt de Afdeling terug op het feit dat schade reëel en zeker geleden moet zijn. Met andere woorden de normschending moet eerst daadwerkelijk schade veroorzaken.
Het is aan betrokkene om de aantasting in zijn persoon en de bijbehorende schade te concretiseren en onderbouwen. Hier volgt de Afdeling de gemeente en oordeelt:
“Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inbreuk heeft geleid tot de aantasting van de integriteit van zijn persoon en dat de gevolgen van de inbreuk hem rechtstreeks hebben getroffen. [appellant sub 2] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het noemen van zijn naam en woonplaats in de mededeling dat hij twee, niet-gespecificeerde, Wob-verzoeken heeft ingediend als reactie op een verzoek van een andere gemeente, als aantasting van de persoon kan worden gekwalificeerd. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt welke nadelige gevolgen voor hem zijn voortgevloeid uit het noemen van zijn naam en woonplaats. De enkele stelling van [appellant sub 2] dat het noemen van zijn naam stigmatiserend werkt, is onvoldoende. Dat geldt ook voor zijn stelling dat heel bestuurlijk Nederland kennis heeft kunnen nemen van zijn persoonsgegevens. De gegevens zijn gedeeld met ambtenaren van gemeenten die uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij de behandeling van Wob-verzoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat de gegevens zijn misbruikt.”[3]
De Afdeling verklaart het beroep van de gemeente Deventer gegrond, waardoor aan betrokkene geen recht toekomt op schadevergoeding.
[1] Rechtsoverweging 35
[2] Rechtsoverweging 19
[3] Rechtsoverweging 37