null

Aangepaste verhuurderheffing: doe er uw 'voordeel' mee

Sinds 1 april jl. worden de financiële nadelige effecten van de verhuurderheffing afgezwakt. En dat is goed nieuws. Kennis van de voorwaarden is daarvoor wel noodzakelijk om het voordeel optimaal te benutten. Het gaat om de wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II die de Eerste Kamer op 31 januari jl. heeft aangenomen. Op 1 april jl. zijn een aantal van die wijzigingen in werking getreden. Eén van deze wijzigingen ziet op de toepassing van de verhuurderheffing. Deze wijziging en het beoogde effect hiervan wordt in deze blog behandeld.

De oorspronkelijke verhuurderheffing

Met de ‘Integrale visie op de woningmarkt’ die op 13 februari 2013 door de toenmalige minister van Wonen en Rijksdienst werd gepresenteerd, is de eerste stap voor de verhuurderheffing gezet. In deze visie (beter bekend als het ‘Woonakkoord’), zijn diverse maatregelen opgenomen die van invloed zouden moeten zijn op de bouwsector en daarmee ook op de huur- en koopmarkt. Teneinde de woningmarkt te voorzien van een noodzakelijk doorstroming in de huursector en dynamiek in het algemeen, zijn met dit Woonakkoord een aantal pijlers vastgesteld die de basis vormen voor diverse maatregelen. Deze pijlers zijn onder meer het aanjagen van (duurzame) investeringen, en een evenwichtige aanpak van op de huurmarkt.

In onze blog van 23 juni 2016 hebben wij u reeds geïnformeerd over de verhuurderheffing. Deze heffing moet worden betaald door verhuurders die meer dan 10 huurwoningen in hun bezit hebben en wordt betaald over de WOZ-waarde van de huurwoningen. Het dient te gaan om huurwoningen waarvan de huurprijs niet hoger is dan € 710,68 per maand. Op dit moment bedraagt de verhuurderheffing 0,536%. De heffing dient door verhuurders te worden afgedragen in de vorm van belastingaangifte.

Wijziging per 1 april 2017

Dankzij de wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II zijn er voor de toepassing en hoogte van de verhuurderheffing een aantal zaken gewijzigd.

Allereerst valt op dat waar de verhuurderheffing van toepassing was op verhuurders die meer dan 10 huurwoningen in eigendom hadden, deze grens opgetrokken is naar 50 woningen. Hierdoor zullen minder verhuurders te maken krijgen met de heffing.

Voorts is er een vrijstelling van de verhuurderheffing voor door woningcorporaties aangekochte woningen in krimpgebieden. Daar komt bij dat het aantal krimpgebieden is uitgebreid.

Positief voor gebiedsontwikkelingen is een wijziging die ziet op nieuwbouw van sociale huurwoningen. Dankzij de wijziging geldt namelijk een heffingvermindering voor nieuwbouw van huurwoningen met een lage huur die in de periode 2017 tot 2021 worden gebouwd. De lagere ondergrens voor het jaar 2017 is vastgesteld op een huur van € 592,55. Deze wijziging kan er toe leiden dat waar onder meer woningcorporaties willen investeren in het bouwen van nieuwe woningen, zij zich daarin minder beperkt zullen voelen door de verhuurderheffing die over die woningen betaald moet worden. We merken op dat het niet om niet-daeb investeringen gaat, zodat de markttoets daardoor niet hoeft te worden gevolgd.

Een andere interessante wijziging betreft de verlenging van de periode dat heffingvermindering kan worden aangevraagd in het kader van sloop en samenvoeging van woningen. Indien met dergelijke sloop en samenvoeging van woningen wordt beoogd (uiteindelijk) meer huurwoningen te verkrijgen, kan tot en met 31 december 2019 een aanvraag voor heffingvermindering worden ingediend. Ook deze wijziging kan in het kader van onder meer beoogde gebiedsontwikkelingen een stimulerende werking hebben.

Tenslotte is een belangrijke wijziging gebaseerd op de WOZ-waarde van een woning. Vanaf 1 januari 2018 zal de verhuurderheffing worden berekend over een WOZ-waarde van maximaal € 250.000,- per object. De heffing die afgedragen dient te worden is daarmee begrensd. Na 2018 zal een jaarlijkse indexatie van die grens plaatsvinden.

Nu het voordeel pakken

Ondanks het feit dat de wijzigingen in het voordeel van verhuurders zijn, blijft oplettendheid geboden. Immers, diverse wijzigingen zijn aan een bepaalde periode gebonden. Om dus een voordeel uit de wijzigingen te verkrijgen (althans, het nadeel van de verhuurderheffing te verkleinen), zal spoedig gehandeld moeten worden. Zo moet met name het tijdsbestek van de heffingvermindering voor nieuwbouw en sloop en samenvoeging goed in acht worden genomen. Dit kan er toe leiden dat op korte termijn plannen moeten worden gemaakt om nieuwe projecten te ontwikkelen om aldus in aanmerking te komen voor de heffingvermindering.

Op korte termijn zullen de wijzigingen dus kunnen leiden tot zowel een voordeel voor de verhuurders van de te realiseren huurwoningen, maar ook voor projectontwikkelaars en bouwbedrijven nu zij kunnen opteren de opdracht te verkrijgen tot de bouw van de woningen danwel sloop of samenvoeging. Het lijkt er dus op dat deze wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II daadwerkelijk bij zal dragen aan het bereiken van de resultaten als beoogd met het Woonakkoord.