null

Aansprakelijkheid voor geldschieters, commanditaire vennoten

Uit artikel 21 Wetboek van Koophandel (WvK) volgt dat wanneer commanditaire vennoten daden van beheer verrichten, zij hoofdelijk aansprakelijk worden voor schulden van de vennootschap. Sinds 1943 is het vaste rechtspraak dat het daarbij niet belangrijk is of een wederpartij van de commanditaire vennootschap (CV) op de hoogte is van de ‘commanditaire’ status van de handeld vennoot. Op 29 mei jongstleden heeft de Hoge Raad deze harde lijn in zijn arrest ECLI:NL:HR:2015:1413 genuanceerd.

Wat was er aan de hand?

Deze zaak gaat over een CV waarin de vennoten gezamenlijk een lunchroom exploiteerden. De commanditaire vennoten waren de ouders van de besturend vennoot en zij hadden in de loop der tijd mede namens de CV een huurovereenkomst en een huurbeëindigingsovereenkomst ondertekend. De verhuurder wist van hun ‘commanditaire’ status. Op een bepaald moment werd de aan de CV verbonden onderneming verkocht. Hierbij waren ook garanties bedongen door de verkoper. Toen bleek dat er nog schulden openstonden, zocht de verkoper daarom verhaal bij de oude vennoten. Daarbij beargumenteerde de verkoper dat de ouders in strijd met het beheersverbod uit artikel 20 lid 2 WvK hadden gehandeld, zij hadden immers de huurovereenkomsten getekend. Op grond van artikel 21 WvK stelde hij de commanditaire vennoten daarom aansprakelijk voor de schulden van de CV. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ging mee in die mening en oordeelde dat omdat de ouders in strijd met het beheersverbod hadden gehandeld, zij aansprakelijk waren voor de schulden van de CV.

Wat zegt de Hoge Raad?

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is het op principiële gronden niet eens met het arrest van het Hof en brengt de zaak voor de Hoge Raad (zogenaamd ‘cassatie in het belang der wet’). Kort gezegd is hij van mening dat de omstandigheid dat een wederpartij weet dat een vennoot geen beherende, maar een commanditaire vennoot is gewicht in de schaal zou moeten leggen bij het oordeel of de commanditaire vennoot het beheersverbod heeft overtreden. De Procureur-Generaal vraagt daarmee een nuancering op de sinds 1943 vaste regel dat het niet van belang is of een wederpartij van de commanditaire vennootschap van de commanditaire hoedanigheid een vennoot op de hoogte was of behoorde te zijn.

In zijn arrest nuanceert de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak, conform de eis van de Procureur-Generaal. De Hoge Raad overweegt dat de strekking van de sanctie die op het beheersverbod staat, is te voorkomen dat commanditaire vennoten onduidelijkheid laten ontstaan over hun rechtspositie in de vennootschap en zich zo kunnen onttrekken aan de (volledige) aansprakelijkheid die voor ‘gewone’ vennoten geldt. Hierna overweegt de Hoge Raad dat volledige aansprakelijk uitsluitend is gerechtvaardigd indien en voor zover zij in overeenstemming is met de strekking van het beheersverbod. Dit betekent dat zij niet in een onevenredige verhouding mag staan tot de aard en de ernst van de schending en achterwege dient te blijven indien en voor zover zij door het handelen van de commanditaire vennoot niet of niet ten volle wordt gerechtvaardigd. Hierbij speelt volgens de Hoge Raad een rol dat:

“(r.o. 3.4.5.) Bij de hiervoor in 3.4.4 genoemde beoordeling [beoordeling of de schending van het beheersverbod leidt tot volledige aansprakelijkheid – DB] kan mede van belang zijn of bij derden redelijkerwijs een onjuiste indruk over de hoedanigheid van de commanditaire vennoot heeft kunnen ontstaan.”

De bij de vraag of commanditaire vennoten aansprakelijk kunnen worden gehouden voor alle schulden van de CV. Deze nuancering moet evenwel worden bezien in samenhang met de andere vereisten voor volledige aansprakelijkheid van een commanditaire vennoot. Zo moet er nog altijd enig verwijt van zijn handelswijze moet kunnen worden gemaakt en behoort hij ervan op de hoogte te zijn dat hij geen daden van beheer mag verrichten.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Commanditaire vennoten moeten altijd terughoudend zijn met hun bemoeienis in de vennootschap. Zij mogen immers geen ‘daden van beheer’ verrichten. Daden van beheer is echter een breed en onbestendig begrip, waardoor niet altijd duidelijk zal zijn of een handeling van een vennoot ook onder dit begrip valt. Het is daarom raadzaam dat, voor zover een commanditaire vennoot zich met de CV bemoeit, hij altijd vooraf zijn status als commanditaire vennoot aan partijen kenbaar maakt. Immers, mocht later blijken dat er sprake was van een daad van beheer, dan kan deze kenbaarheid een rol spelen bij de vraag of de commanditaire vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schulden van de CV.