De drie gekste wetten van Nederland
Als luchtige tegenhanger bij het al coronanieuws dit keer iets anders: mijn top drie gekste Nederlandse wetten/wetsartikelen. Deze kennis is onbruikbaar in het dagelijks leven en bedoeld om een lach en/of verbazing op te wekken. Ik beperk me tot geldende wetgeving voor heel Nederland. De top drie bevat dus geen lokale regelgeving of afgeschafte wetgeving (zoals het in 2006 afgeschafte verbod op het duelleren uit artikel 152 sr (oud)). De arbitraire lijst is dan als volgt.
De bronzen medaille: de Spellingwet
Op de derde plaats de wet die de correcte schrijfwijze van de Nederlandse taal bepaalt. Hè, is dat bij wet geregeld? Jazeker. Tot februari 2006 stonden zelfs alle spellingsregels opgesomd in een aparte wet. Dat vond men wat omslachtig, dus nu bepaalt de Nederlandse Taalunie de juiste schrijfwijze van de Nederlandse taal. Dit betekent dat sinds 2006 de woordenlijst van de Nederlandse Taal (het Groene Boekje) en de leidraad (zie woordenlijst.org) een wettelijke grondslag hebben.
De Nederlandse regeldrift over correct taalgebruik is overigens niet uniek. De Franse, Spaanse en Duitse taal kennen soortgelijke instituten; respectievelijk de Académie Française, de Real Academia Española en de Rat für deutsche Rechtschreibung. Opvallend is dan weer dat de Engelse taal niet zo’n instituut kent en dat er een alternatief (onwettig) Nederlands instituut bestaat. Het Genootschap Onze Taal heeft diens ‘onwettige’ schrijfwijze vastgelegd in het Witte Boekje. Veel grote kranten gebruiken die schrijfwijze, terwijl de overheid en het onderwijs verplicht zijn de wettelijke schrijfwijze te gebruiken.
De zilveren medaille: de Wet vorm van de eed
Op plaats nummer twee: de Wet vorm van de eed. Deze wet regelt sinds 1911 hoe in Nederland een eed afgelegd moet worden. Nederlanders blijken dol op beëdigingen; er zijn tientallen wetten waarin een eed voorkomt. Onder andere voor advocaten, rechters, regenten en de koning is een eed (of belofte) afleggen wettelijk verplicht voor de functieaanvaarding.
In 1911 vond men het blijkbaar nodig om vast te leggen hoe dat dan precies moet gebeuren. De wet gaat al meer dan honderd jaar mee en geeft concrete uitleg. Een eed legt men af door “onder het opsteken van de twee voorste vingers van zijn rechterhand, uitspreken de woorden: "Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig." Aardig weetje is dat de wet ook een oplossing geeft voor ontbrekende vingers of een spraakgebrek. Artikel 3 van de wet bepaalt dat de eed dan geschiedt “zooveel mogelijk overeenstemmende met het bij die artikelen voorgeschrevene.” Voor voorbeelden uit de praktijk verwijs ik graag naar de collectie van het Rijksmuseum. Deze en deze prent illustreren een wettelijk ‘juiste’ eed; deze en deze eed zijn ‘onjuist’ volgens Nederlandse wetgeving.
De gouden medaille: Artikel 435d Wetboek van Strafrecht
Met stip mijn favoriet als het gekste wetsartikel in Nederland: artikel 435d Sr. Het artikel bepaalt -samengevat- dat het strafbaar is om Zwitserland te beledigen. Het artikel beschrijft dat dat het strafbaar is om het wapen van Zwitserland (wit kruis op rode achtergrond) zodanig te gebruiken dat “Het Zwitserse nationale gevoel” gekrenkt zou kunnen worden. Omdat het wetsartikel voortkomt uit artikel 53 van het Verdrag van Genève uit 1949 (dat gaat over de bescherming van burgers in oorlogstijd) kan het niet makkelijk geschrapt worden. Voorlopig zullen we het er dus mee moeten doen.
In rechtspraak is er weinig over het wetsartikel te vinden. Wel opvallend is dat er in 1951 en 1952 tot aan de Hoge Raad geprocedeerd is over (de uitleg van) het wetsartikel (HR 5 juni 1951, NJ 1951, 521 en 13 mei 1952, NJ 1952, 684). Recente rechtspraak ontbreekt echter.
Dat neemt niet weg dat het juridisch gezien in Nederland dus strafbaar is om een Zwitserse vlag in brand te steken.
Conclusie
Bovenstaand rijtje is bedoeld als een luchtig tussendoortje in Coronatijden. Dat neemt niet weg dat ik benieuwd ben of ik nog gekke wetten heb overgeslagen. Voel je vrij die met mij te delen.