null

Fraude op de werkvloer

Werkgevers worden regelmatig met wangedrag van werknemers geconfronteerd. Wangedrag gaat verder dan niet naar behoren functioneren. Van disfunctioneren is sprake wanneer de werknemer zijn taken niet op de juiste wijze uitvoert, met andere woorden: niet aan de functie-eisen voldoet. Het is niet nodig, dat de werknemer daarvan een verwijt kan worden gemaakt.

Bij wangedrag daarentegen is sprake van verwijtbaar handelen waaraan de werknemer zich schuldig heeft gemaakt. Tot wangedrag behoort ook de feitelijke gedraging die valt onder een strafrechtelijke delictsomschrijving. Hoewel steeds meer werkgevers in Nederland geconfronteerd worden met fraude, staat het begrip fraude niet in het Wetboek van Strafrecht. Wel een aantal verschijningsvormen van fraude, zoals verduistering, oplichting en valsheid in geschrifte.

Zodra een werkgever vermoedt dat sprake is van fraude binnen zijn bedrijf, zal hij dit willen onderzoeken, zodat hieraan een einde komt en de betrokken werknemer(s) een sanctie kan worden opgelegd, veelal een ontslag op staande voet.

Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde fraudeur een man is van middelbare leeftijd die negen jaar bij het bedrijf werkzaam is en al zeven jaar in dezelfde functie. Drijfveren zijn hebzucht, het niet kunnen weerstaan van financiële verleidingen of het leiden van een te luxe leventje.

Het hebben van een werknemer die aan dit profiel voldoet is natuurlijk niet voldoende om bij de constatering dat sprake is van fraude, die werknemer als schuldige aan te wijzen. De werkgever in kwestie zal aan “opsporing” moeten doen.

Opsporing kan bestaan uit een eigen intern onderzoek of een extern onderzoek door een recherchebureau of een forensisch accountant. Afhankelijk van de zwaarte van de vermoedelijke fraude kan de politie worden ingeschakeld, maar een werkgever kan er ook voor kiezen de zaak zelf te onderzoeken en op die manier de vuile was binnen te houden. Nadeel van een intern onderzoek is dat de werkgever snel het verwijt kan krijgen in een ontslagprocedure dat het geen onafhankelijk onderzoek betreft. Dat zou dus pleiten voor het inschakelen van een recherchebureau of forensisch accountant. Een forensisch accountant onderscheidt zich van de gewone accountant door zijn kennis van het bewijsrecht, interviewtechnieken, onderzoeksstatieken en zijn specialistische ervaring met onderzoek naar fraude en financieel-economische criminaliteit.

Dit levert, meer dan een eigen intern onderzoek, een waarborg van betrouwbaarheid en kwaliteit van het onderzoek.

De forensisch accountant onderscheidt zich van bedrijfsrechercheurs, veelal ex‑politiemensen, door de gevolgde accountantsopleiding en de gehanteerde opsporingsmethoden. Een forensisch accountant zal bijvoorbeeld niet snel gebruik maken van al dan niet met verborgen camera’s gemaakte opnamen, of de werknemer in kwestie heimelijk gaan volgen, zoals recherchebureaus wel doen.

Met welke regels krijgt een werkgever te maken bij de opsporing? Om te beginnen het recht op privacy. Er is steeds meer sprake van automatisering binnen bedrijven, waardoor het voor werkgevers makkelijker is geworden om werknemers te controleren. Internet- en e‑mailgebruik zijn eenvoudig door de werkgever te controleren zonder dat een werknemer het merkt, maar dat mag niet zomaar. Ook het gebruik van camera’s is privacygevoelig. Of het gebruik geoorloofd is, hangt af van het doel waarvoor het cameratoezicht is. Kan een werkgever het bewijs van de diefstal niet anders leveren dan met heimelijk geplaatste camera’s, dan zal dit door de kantonrechter al gauw wel toelaatbaar worden gevonden.

De kantonrechter in Haarlem kreeg een ontbindingsverzoek voorgelegd naar aanleiding van bewijs verkregen met een verborgen camera in een kleedkamer. Het was de werkneemster bekend dat in het tehuis waar zij werkte, met camera’s toezicht werd gehouden op haar en andermans eigendommen. De kantonrechter overwoog dan ook dat het uiteraard een verrassing voor haar was dat er een camera in de kleedkamer hing, maar dat dit het bewijs nog niet onrechtmatig maakte.

Dat lag anders in een uitspraak van de kantonrechter Middelburg. In die zaak werden de door familie van een patiënte in een verzorgingstehuis heimelijk, en dus onrechtmatig verkregen camerabeelden uitgesloten als bewijs in een ontbindings­procedure. Het gebruik van de beelden door de werkgever was volgens de kantonrechter onrechtmatig en het gedrag van de werkgever werd afgestraft met een hoge ontslagvergoeding.

Ook het inschakelen van een recherchebureau of een forensisch accountant zal door de rechter worden getoetst aan het recht op privacy. Het laten controleren van een werknemer buiten zijn medeweten om door een recherchebureau is slechts dan aanvaardbaar wanneer er tegen de werknemer ernstige verdenkingen zijn gerezen en een onderzoek buiten de werknemer om, noodzakelijk is. Er moet dus een concreet vermoeden van fraude bestaan. Bovendien mag het doel van het onderzoek niet op een minder ingrijpende wijze gerealiseerd kunnen worden.

Al te lichtvaardig mag niet worden overgegaan tot een extern onderzoek.

Een wel heel bijzonder geval van fraude speelde zich af bij Holland Casino. De werknemer is werkzaam als croupier bij het tafelspel ‘Amerikaans roulette’. Een toezichthouder van Holland Casino verdenkt de werknemer en een bezoeker van fraude aan de roulettetafel. Zij vermoedt dat er sprake is geweest van het doorgeven door de bezoeker aan de werknemer van nepannonce, een zogenaamde “luftannonce”. Bij luftannonces lijkt het erop dat de bezoeker een opdracht heeft gegeven aan de croupier om op bepaalde nummers fiches te plaatsen, terwijl in werkelijkheid geen specifieke opdracht is gegeven. Wel zijn de fiches afgegeven aan de croupier die vervolgens net zolang wacht met het plaatsen van de fiches totdat het winnende nummer is gevallen en plaatst dan de fiches op het winnende nummer.

Na video- en persoonsobservaties wordt de werknemer met zijn fraudeleuze handelingen geconfronteerd door de afdeling Security & Risk Control van Holland Casino. De werknemer bekent dat hij de gestelde feiten heeft gepleegd. Er wordt aangifte gedaan. De politierechter heeft de werknemer en de bezoeker veroordeeld. In een procedure vordert Holland Casino betaling van 70.000 euro, zijnde het bedrag dat de werknemer en de bezoeker zich hebben toegeëigend.

De rechtbank achtte de fraude op voorhand bewezen, en achtte het verweer van de werknemer dat hij zijn verklaringen onder druk zou hebben afgelegd, niet aannemelijk.

De vraag is of een werknemer aan een onderzoek moet meewerken. In het algemeen geldt dat een werknemer die verplichting wel heeft. Het niet meewerken aan een onderzoek kan voor de werknemer vervelende gevolgen hebben. Zo ontbond de kantonrechter Delft de arbeidsovereenkomst met een werknemer en kende daarbij een lage vergoeding toe, omdat de werknemer geen medewerking had verleend aan het onderzoek. Daarmee had hij de schijn gewekt dat hij iets te verbergen had en was het begrijpelijk dat dit voor de werkgever had geleid tot een definitieve vertrouwensbreuk. Medewerking moet wel in alle vrijheid worden verleend en zonder dwang of manipulatie.

Daarvan was in de volgende zaak zeker geen sprake. Tussen de portier van een nachtclub en de eigenaar was een arbeidsconflict ontstaan en de eigenaar wilde de portier ontslaan. De portier werd op een ochtend door twee onbekende mannen naar de zolder van de nachtclub gebracht en op een stoel neergezet. Nadat door beide heren geweld was gebruikt en volgens de portier ook een pistool tegen zijn hoofd was gezet, werd hij gedwongen een beëindigingsovereenkomst te ondertekenen. Althans werd hem gezegd dat het een beëindigingsovereenkomst was. Er was geen licht op zolder, zodat de portier ook niet kon zien wat hij ondertekende. Voor de nachtclubeigenaar resulteerde deze aanpak in een gevangenisstraf van negen maanden.

Fraude op de werkvloer is een serieus probleem, dat door werkgevers moet kunnen worden aangepakt. Daarbij moet de werkgever wel rekening houden met de individuele belangen van de werknemer, zoals het recht op privacy. Die belangen gaan echter niet zover dat ook als de werkgever bij de opsporing niet alle toepasselijke regels heeft gevolgd, het bewijs als onrechtmatig verkregen niet zou mogen worden gebruikt. In de praktijk blijkt de waarheidsvinding voor de rechter vaak toch wel van doorslaggevende betekenis.