Ontbinding arbeidsovereenkomst ambtenaar wegens integriteitskwestie
Steeds meer uitspraken over ambtenaren die sinds 1 januari 2020 onder het ‘normale’ arbeidsrecht vallen (de zogenaamde Wnra-ambtenaren) worden gepubliceerd. Veel van die uitspraken gaan over integriteitskwesties, zo ook in de kwestie die de Kantonrechter Rotterdam onlangs voorgelegd kreeg. Wat was hier aan de hand?
Dienstauto tegen de regels in beschikbaar stellen komt ambtenaar duur te staan
De betreffende medewerker (senior teamleider) maakt gebruik van een dienstauto van de gemeente Rotterdam ten behoeve waarvan regelingen voor woon-werkverkeer zijn opgesteld. Op 5 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de werknemer en de afdelingsmanager over het gebruik van de dienstauto door de werknemer en de voorwaarden daarvoor.
Een medewerkster - die toevallig ook de dochter van een goede vriend van de werknemer is - heeft met toestemming van de werknemer in de periode oktober 2019 tot 6 mei 2020 en van 5 tot en met 13 maart 2020 gebruikgemaakt van een dienstauto. Op 9 april 2020 heeft de gemeente naar aanleiding van een signaal dat er sprake zou kunnen zijn van het maken van misbruik van een gehuurde dienstauto een integriteitsonderzoek laten uitvoeren. Met ingang van 25 juni 2020 is de werknemer geschorst. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek verzoekt de gemeente de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen.
Ontbinden arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld en dat daarmee sprake is van een voldragen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De kantonrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat de werknemer, mede gezien zijn functie van senior teamleider, niet op de hoogte was van de intern geldende regels omtrent het gebruik van een dienstauto. Temeer omdat hij tijdens het gesprek op 5 september 2019 daar uitdrukkelijk op is gewezen. Desondanks heeft de werknemer vlak daarna, in oktober 2019, gedurende een aantal maanden een dienstauto aan de medewerkster ter beschikking gesteld die zij van de werknemer naar eigen inzicht mocht gebruiken.
Verder kan de werknemer worden verweten dat hij gedurende het onderzoek naar het gebruik van de dienstauto desgevraagd niet direct openheid van zaken heeft gegeven, hetgeen wel van hem mocht worden verlangd. Pas later tijdens een ander gesprek heeft de werknemer toegegeven de dienstauto aan de medewerkster ter beschikking te hebben gesteld. Dat de werknemer, zoals hij zelf stelt, er niet van op de hoogte was dat zijn handelen tot ontslag zou kunnen leiden, leidt niet tot een ander oordeel. De werknemer had redelijkerwijs kunnen en moeten bedenken dat zijn handelen niet door de beugel kon en dat de gemeente Rotterdam vergaande consequenties aan zijn handelen zou verbinden.
Omdat sprake is van verwijtbaar handelen door de werknemer ligt herplaatsing niet in de rede. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de werknemer recht heeft op een transitievergoeding.
Transitievergoeding
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer vanwege het financieel nadeel dat hij heeft toegebracht aan de gemeente. Door de dienstauto van de gemeente Rotterdam gedurende een periode van ruim een half jaar aan de medewerkster ter beschikking te stellen en deze door haar naar eigen inzicht te laten gebruiken als gevolg waarvan de gemeente Rotterdam voor duizenden euro’s financieel is benadeeld, is de werknemer ver over de schreef gegaan. Om die reden heeft werknemer in beginsel geen recht op een transitievergoeding.
Desondanks ziet de kantonrechter echter reden om toepassing te geven aan artikel 7:673 lid 8 BW. In dit geval is sprake van een eenmalige, maar ernstige, misstap van de werknemer die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft. Daar staat tegenover dat de werknemer sinds 2006 bij de gemeente Rotterdam werkzaam is en derhalve sprake is van een dienstverband van ruim veertien jaar en hij daarnaast altijd naar volle tevredenheid heeft gefunctioneerd. Verder had de periode waarin de gemeente Rotterdam schade heeft geleden in duur beperkt kunnen worden als de gemeente Rotterdam zelf beter toezicht had gehouden en controles had uitgevoerd.
Het geheel vervallen van het recht op transitievergoeding is onder die omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De kantonrechter is van oordeel dat een gedeeltelijke toekenning van de transitievergoeding ter hoogte van EUR 9.000,-- (zijnde ongeveer 1/3 van de transitievergoeding) recht doet aan de omstandigheden van dit geval.
Ambtenaren op de hoogte stellen van protocollen
Het is aan de overheidswerkgever om heldere regels te stellen en ervoor te zorgen dat de ambtenaren van die regels op de hoogte zijn. Zo blijkt ook weer uit deze uitspraak. De kantonrechter neemt uitdrukkelijk mee dat er protocollen voor het gebruik van de dienstauto waren en de werknemer daarmee bekend was. Voor de werknemer had het dus duidelijk moeten zijn dat zijn gedrag niet door de beugel kon.