null

Ontslagbesluit genomen vóór 1 januari 2020, maar gaat pas in na 1 januari 2020: heeft de Wnra-ambtenaar dan recht op een transitievergoeding?

Het (ambtenaarrechtelijke) ontslagbesluit is genomen vóór 1 januari 2020, maar de daadwerkelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt plaats per 1 maart 2020. Heeft de Wnra-ambtenaar dan recht op een transitievergoeding?

Deze vraag is mij al vaak gesteld. Omdat het overgangsrecht deze situatie niet benoemt, bleef dit lang onduidelijk totdat de Kantonrechter Utrecht oordeelde dat de Wnra-ambtenaar in een dergelijk geval geen recht heeft op een transitievergoeding. Deze uitspraak is onlangs echter bij het Hof Arnhem-Leeuwarden onderuit gegaan.

Oordeel van het hof

Juridisch kader

Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Het overgangsrecht is geregeld in de artikelen 14 tot en met 17 van de bij die wet gewijzigde Ambtenarenwet 2017 (AW 2017). Het geschil in deze zaak gaat over de vraag hoe dit overgangsrecht moet worden uitgelegd in de situatie waarin het ontslagbesluit is genomen vóór 1 januari 2020 en het ontslag zijn effect krijgt na die datum.

Aanstelling is omgezet in een arbeidsovereenkomst

De werknemer voert aan dat zijn aanstelling op grond van artikel 14 AW 2017 per 1 januari 2020 is omgezet in een arbeidsovereenkomst. Volgens de gemeente Utrecht is dat niet zo, omdat op grond van artikel 16 AW 2017 het oude ambtenarenrecht van toepassing blijft en de werknemer dus ook geen toegang heeft tot de civiele rechter.

Artikel 14 AW 2017

Het hof volgt het standpunt van de werknemer. Artikel 14 lid 1 AW 2017 bepaalt dat de aanstelling van een ambtenaar van rechtswege wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de aanstelling van de werknemer op 1 januari 2020 nog bestond, zodat de omzetting van rechtswege ook voor hem geldt. Het ontslagbesluit van 16 december 2019 doet daaraan niet af. Op grond van dat besluit zou de aanstelling per 1 maart 2020 eindigen, maar was die dus nog niet geëindigd op het moment van inwerkingtreding van de Wnra. Anders dan de gemeente heeft aangevoerd is de daadwerkelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer op 1 maart 2020 het rechtsgevolg (en dus niet het feitelijke gevolg) van het ontslagbesluit dat op 16 december 2019 is genomen, maar dat pas op 1 maart 2020 is geëffectueerd.

Artikel 16 AW 2017

Artikel 16 AW 2017 is in dit geval niet van toepassing. Daarin staat dat een voor 1 januari 2020 genomen besluit (in dit geval het ontslagbesluit van 16 december 2019) zijn werking behoudt (lid 1) en dat ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en op lopende bezwaar- en beroepsprocedures het oude recht van kracht blijft (lid 2). Lid 2 ziet dus alleen op het procesrecht, zo blijkt duidelijk uit de formulering daarvan.

De werknemer heeft berust in het ontslag, zo stelt ook de gemeente, en het ontslagbesluit is dus geen onderwerp van een procedure van beroep of bezwaar. Dat betekent dat artikel 16 AW 2017 in dit geval geen betekenis heeft. Uit het door de gemeente genoemde voorbeeld, zoals uitgewerkt in de memorie van toelichting bij de AW, volgt niets anders. Daarin wordt benoemd dat als een ontslagbesluit van vóór de inwerkingtreding van de wet daarna met terugwerkende kracht wordt vernietigd, de (door de vernietiging herleefde) aanstelling alsnog wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst. Dat is een (logische) uitwerking van artikel 14 AW 2017 en een situatie die zich hier niet voordoet.

Conclusie recht op transitievergoeding

Het hof concludeert dat de aanstelling is omgezet in een arbeidsovereenkomst en dat werknemer ontvankelijk is in zijn verzoek. Op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a BW heeft de werknemer recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Op 16 december 2019 was het nemen van een ontslagbesluit voor de gemeente de enige mogelijkheid om de aanstelling te beëindigen, omdat de Wnra nog niet in werking was getreden. Het hof oordeelt dat het ontslagbesluit alle kenmerken heeft van een opzegging: het gaat om een door de gemeente als werkgever eenzijdig genomen besluit, gericht op het einde van de aanstelling, die per 1 januari 2020 is omgezet in een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat het hof dit besluit aanmerkt als een opzegging in de zin van artikel 7:673 lid 1 onder a sub 1 BW.

Uitspraak van het hof

Daar waar de kantonrechter nog anders besliste, heeft het hof nu bepaald dat in een dergelijke situatie wel degelijk recht bestaat op een transitievergoeding en in dit geval van maar liefst EUR 54.881,31 bruto. Of deze uitspraak in de praktijk nog gevolgen heeft voor vergelijkbare gevallen is maar zeer de vraag. Immers, het verzoek tot uitbetaling van de transitievergoeding moet uiterlijk binnen drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter zijn ingediend. En deze termijn zal in veel gevallen inmiddels al ruimschoots zijn verstreken. Wel heeft de uitspraak van het hof uiteraard gevolgen van nog lopende procedures over dit onderwerp. Het is echter de (retorische?) vraag hoeveel dat er nog zijn….

Heeft u nog vragen over de Wnra of meer weten over arbeidsrechtelijke zaken? Neem dan contact op met Bob de Bruijn.