Pas op bij het verrekenen van vorderingen!
In een recent arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de bestuurder voorzichtig moet zijn met het verrekenen van een tegenvordering op haar schuldeiser. Voor een ernstig verwijt van de bestuurder is voldoende dat de bestuurder ten tijde van het hem verweten handelen of nalaten ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering er nog steeds een vordering op de vennootschap resteert.
Feiten
Het betreft hier twee bestuurders van de reisorganisatie Vlieg Ver Weg B.V. (hierna: “de reisorganisatie”). De reisorganisatie heeft met Air Holland I B.V. (hierna: “Air Holland”) overeenkomsten gesloten voor het uitvoeren van een aantal vliegreizen. Op 22 oktober 2002 is de reisorganisatie veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 511.639,00 aan Air Holland. Dit bedrag is niet betaald. In 2002 heeft de reisorganisatie vermogensbestanddelen overgedragen aan een zustermaatschappij. Vervolgens is Air Holland op 25 maart 2004 failliet verklaard. In deze procedure vorderen de curatoren van Air Holland dat zowel reisorganisatie als de bestuurders hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van EUR 511.639,00. Als verweer is gevoerd dat de reisorganisatie schade heeft geleden omdat met kleinere vliegtuigen is gevlogen dan was overeengekomen. In reconventie vordert de reisorganisatie dat zij haar schadevergoedingsvordering op Air Holland mag verrekenen met de vordering die Air Holland op haar heeft. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en heeft de reisorganisatie veroordeeld tot betaling van EUR 511.639,00 aan de curatoren. De vordering jegens de bestuurders is afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank de reisorganisatie toegestaan een schadebedrag van EUR 177.022,44 in verrekening te brengen.
Hof: de bestuurders zijn aansprakelijk
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof is van mening dat er wel degelijk sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en heeft de reisorganisatie en de bestuurders hoofdelijk veroordeeld om een bedrag van EUR 511.639,00 te betalen aan de curatoren, verminderd met een schadebedrag van EUR 177.022,44.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van onzorgvuldig handelen door de bestuurders en kan hen daarvan een ernstig verwijt worden gemaakt. De bestuurders wisten dat de laatste vier vluchten niet waren betaald en dat de reisorganisatie nog een bedrag van EUR 511.639,00 moest betalen aan Air Holland. De reisorganisatie betaalde het aan Air Holland toekomende bedrag niet omdat zij stelde een hogere verrekenbare tegenvordering te hebben. Deze tegenvordering stond nog niet vast en is in twee instanties afgewezen. Uiteindelijk is de tegenvordering van de reisorganisatie op een veel lager bedrag vastgesteld (EUR 177.022,44) dan het aanvankelijk gestelde bedrag van NLG 2.397.585,00. De bestuurders hebben onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij eind 2001 / begin 2002 goede grond hadden om aan te kunnen nemen dat de tegenvordering van de reisorganisatie de betalingsverplichting aan Air Holland van EUR 511.639,00 zou overtreffen.
Op grond hiervan dienden de bestuurders er eind 2001 / begin 2002 ernstig rekening mee te houden dat de reisorganisatie, ook na verrekening, nog een aanzienlijk bedrag aan Air Holland zou moeten betalen. De bestuurders hebben desondanks in 2002 ingestemd met de overdracht van de vermogensbestanddelen van de reisorganisatie aan een zustermaatschappij, zonder daarbij een voorziening op te nemen voor de harde claim van Air Holland. De reisorganisatie bezat op het moment van de overdracht nog voldoende middelen om de vordering van Air Holland te voldoen. Na de overheveling van vermogensbestanddelen kon de reisorganisatie de vordering niet meer betalen zodat de bestuurders hebben bewerkstelligd dan wel toegelaten dat de reisorganisatie haar betalingsverplichtingen jegens Air Holland niet kon nakomen.
Hoge Raad
De bestuurders zijn in cassatie gegaan. Volgens de Hoge Raad gaat het erom of de aansprakelijk gestelde bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dit betekent dat, anders dan de bestuurders in casu menen, voor een ernstig verwijt voldoende is dat de bestuurder ten tijde van het hem verweten handelen of nalaten ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering een vordering op de vennootschap zou resteren.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en is net zoals het hof van mening dat er in dit geval sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De bestuurders moesten er bij het overhevelen van de activiteiten dus ernstig rekening mee houden dat er nog een vordering op de reisorganisatie rustte en het was raadzaam daar een voorziening voor op te nemen. Pas dus goed op bij het verrekenen van een tegenvordering. Doe dit alleen als er sprake is van een ‘harde’ liquide vordering of neem anders een voorziening op.