ORT niet verschuldigd over opgenomen levensfasebudgeturen
Het is inmiddels een bekend verhaal voor veel werkgevers. De avond-, nacht- en weekendtoeslag (ORT) is verschuldigd over de wettelijke én bovenwettelijke vakantiedagen. Dit heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld in haar uitspraak van 13 september 2016. Naar aanleiding van deze uitspraak zagen veel organisaties (met name instellingen in de zorg) zich geconfronteerd met hoge (loon)vorderingen wegens ten onrechte niet-uitbetaalde ORT over opgenomen vakantiedagen. Inmiddels hebben verschillende werknemers- en werkgeversorganisaties hierover – al dan niet in een cao – een regeling getroffen. Onlangs diende zich de vraag aan of ook ORT is verschuldigd over de levensfasebudgeturen.
Levensfasebudgeturen ook vakantie-uren?
De vraag die na de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag onbeantwoord bleef, is de vraag of de ORT ook over ander soort verlofuren betaald moet worden. Een aantal cao’s, waaronder de CAO GGZ, kent levensfasebudgeturen. Het systeem houdt in dat de werknemer naast zijn vakantie-uren per kalenderjaar een aantal verlofuren krijgt in de vorm van een levensfasebudget. In de CAO GGZ is bepaald dat een werknemer dit budget dient te benutten voor zijn duurzame inzetbaarheid in elke levensfase. De levensfasebudgeturen kennen drie wijzen van aanwending: zij kunnen jaarlijks worden opgenomen (art. 1 lid 4), zij kunnen worden gespaard om later op te nemen (art. 3) of zij kunnen als geld worden gestort op de levenslooprekening van de werknemer (art. 4). Er wordt in de CAO GGZ echter met geen woord gerept over het al dan niet verschuldigd zijn van ORT over deze vorm van verlofuren.
Op 19 december 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag hierover geoordeeld. In eerste aanleg was geoordeeld dat de werkgever over deze uren ook ORT verschuldigd was. Het Gerechtshof oordeelt dat het voor de vraag of ORT betaald moet worden over de levensfasebudgeturen, indien deze als verlof worden opgenomen, bepalend is of deze uren beschouwd kunnen worden als vakantie-uren in de zin van artikel 7:639 BW en artikel 7 van de Arbeidstijdenrichtlijn. In het bevestigende geval dient de ORT ook over deze verlofuren betaald te worden.
Het Gerechtshof overweegt dat boek 7, titel 10, derde afdeling van het BW noch de Arbeidstijdenrichtlijn of de CAO GGZ een definitie van het begrip ‘vakantie’ kennen. Daarnaast staat het Gerechtshof stil bij eerdere rechtspraak: het doel van de vakantieregeling is de werknemer in verband met de werkbelasting die op hem drukt betaald verlof te verschaffen. Deze doelstelling wordt ook wel als de recuperatiefunctie aangeduid, aldus het Gerechtshof. Samenvattend stelt het Gerechtshof dat vakantie betaald verlof betreft, waarmee wordt beoogd de werknemer te laten recupereren – herstellen – van de werkbelasting.
Het Gerechtshof concludeert vervolgens dat de levensfasebudget-regeling een ander oogmerk heeft dan die van de vakantieregeling. Doel van de levensfasebudget-regeling is het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van de werknemer in elke levensfase. Dit doel is volgens het Gerechtshof niet gelijk te stellen aan of op één lijn te stellen met de recuperatiefunctie in verband met de werkbelasting. Anders dan in de vakantieregeling is het verlof in de regeling van de levensfasebudgeturen niet gericht op het herstellen van de werkbelasting. Doel van de regeling is de individuele werknemer in staat te stellen desgewenst minder te werken in verband met de belasting die een bepaalde levensfase meebrengt. Die belasting kan van allerlei aard zijn, zoals de zorg voor kinderen of naasten, beperkingen als gevolg van leeftijd, of vanwege (andere) privéomstandigheden.
De levensfasebudgeturen zijn niet gelijk te stellen aan vakantie, aldus het Gerechtshof. Een werknemer heeft dan ook geen recht op doorbetaling van de ORT over opgenomen levensfasebudgeturen.
Conclusie
Het Gerechtshof heeft met deze principiële uitspraak duidelijkheid gecreëerd.
Het blijft voor de werkgever van belang goed te registreren welke uren de werknemer opneemt, vakantie-uren of levensfasebudgeturen.