Teeven-deal, Syrië en Windparken: de voorlopige voorziening en de Wet openbaarheid van bestuur
Vorige week verschenen twee uitspraken in het kader van een procedure naar aanleiding van een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De ene uitspraak ging over de Teeven-deal, de andere over een gespreksverslag tussen RWE en de provincie Groningen in het kader van een windpark.
Als na een Wob-verzoek wordt beslist - stukken worden geheel of gedeeltelijk verstrekt dan wel geweigerd - kan iemand het daar niet mee eens zijn. Dat kan zijn degene die om de informatie verzocht of degene op wie de informatie betrekking heeft. Bezwaar maken is dan het devies. Dat schorst alleen het besluit niet zodat de informatie geheim blijft of juist openbaar zou worden. Om beide gevolgen te voorkomen, is een gang naar de rechter vereist. De rechter moet worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hoe pakt dat uit in de praktijk?
Karakter van de voorlopige voorziening
Het zal niet verbazen, de voorlopige voorziening - een kort geding in het bestuursrecht - heeft een voorlopig karakter. De rechter (voorzieningenrechter in dit geval) mag zich dus niet ten principale uitlaten over de kwestie, het oordeel moet een voorlopig karakter behouden. Anders gezegd heeft de voorlopige-voorzieningprocedure in het bestuursrecht nadrukkelijk betrekking op het al of niet treffen van een voorlopige voorziening die noodzakelijk is in afwachting van een bodembeslissing.
Bijzonderheid van de Wob
Zoals in de inleiding al genoemd, is bij Wob-zaken iets bijzonders aan de hand. Is sprake van een weigering van openbaarmaking van stukken dan zal de voorlopige voorziening erop gericht zijn dat stukken al openbaar gemaakt wordt. Dat is zo vergaand en onomkeerbaar, dat het de vraag is of een voorzieningenrechter dit wel kan uitspreken. De voorzieningenrechter in Midden-Nederland verwoordde dat in het kader van de Teeven-deal als volgt:
"Het gaat hier om een voorlopige voorziening. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zal de voorzieningenrechter in zo’n situatie een voorlopige voorziening treffen. Openbaarmaking van een document is namelijk naar haar aard niet voorlopig. Als buiten twijfel is dat een bepaald document openbaar moet worden gemaakt, kan er aanleiding zijn om een voorlopige voorziening te treffen.
Betreft het Wob-besluit evenwel een (gedeeltelijke) openbaarmaking, dan wil degene waarover het gaat wellicht als belanghebbende opkomen tegen een dergelijk besluit. Een voorlopige voorziening is dan nodig, omdat de stukken anders lopende de procedure openbaar worden gemaakt, nog voordat er over geoordeeld is in bezwaar of door een rechter. In zo'n geval zal een rechter eerder genegen zijn een voorziening te treffen. De voorzieningenrechter in Noord-Nederland verwoordde dat vorige week in het kader van het windpark als volgt:
"De voorzieningenrechter is bevoegd een voorlopige voorziening te treffen hangende bezwaar of beroep. In zaken betreffende verzoeken op grond van de Wob als hier aan de orde is bij een afwijzing van de voorziening van voorlopigheid echter geen sprake. Er is immers slechts de keus om de documenten openbaar te maken of deze niet openbaar te maken, waarbij in het eerste geval de gevolgen na een andersluidend oordeel in de bodemprocedure niet zijn terug te draaien. Afwijzing van het schorsingsverzoek zou betekenen dat de aanhangige bezwarenprocedure volstrekt illusoir wordt. Nu van de zijde van verweerder en derde-partij geen dringende belangen zijn gebleken bij onmiddellijke openbaarmaking van het gespreksverslag dient gelet hierop het belang van verzoekster bij het (nog) niet openbaar maken van het gespreksverslag thans zwaarder te wegen"
Hieruit volgt dan ook dat degene over wie informatie openbaar dreigt te worden gemaakt een grote kans maakt op een toewijzing van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. De bezwaarprocedure gaat dan nog ergens over, immers de vraag of het bestuursorgaan al dan niet terecht heeft geoordeeld dat het document openbaar gemaakt moet worden.
Degene die is geconfronteerd met een weigerachtige overheid, zal minder snel een succes behalen nu de voorzieningenrechter een dergelijk verstrekkend gevolg niet snel zal willen laten intreden. Zonder een inhoudelijke beoordeling in de bodemprocedure of bezwaarfase zal een dergelijke voorziening immers zijn, dat de informatie al openbaar wordt. Los van het feit dat de rechter daarmee wel erg op de stoel van het bestuursorgaan gaat zitten, geeft hij daarmee ook al een eindoordeel. Dat past niet in een voorlopige-voorzieningprocedure, zoals we al hebben gezien.
Wel of geen kans op een voorlopige voorziening?
Is het dan sowieso kansloos om als verzoeker om informatie, te vragen om een voorlopige voorziening? Niet altijd, zo leert een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank in Midden-Nederland:
"Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een Wob-zaak waarin openbaarmaking is geweigerd, heeft naar haar aard juist geen voorlopige strekking, maar een definitieve, onomkeerbare strekking. Zo'n toewijzing houdt, toegespitst op het nu voorliggende geval, in dat verweerder het document of delen daarvan aan verzoekster zou moeten verstrekken. Zoiets kan in ieder geval feitelijk niet meer ongedaan worden gemaakt. Daarom is de voorzieningenrechter over het algemeen heel terughoudend met het treffen van een voorlopige voorziening in Wob-zaken waarin openbaarmaking is geweigerd. Vanuit dit beoordelingskader beoordeelt de voorzieningenrechter of er zwaarwegende belangen zijn die tot openbaarmaking in het kader van deze voorlopige voorzieningprocedure nopen. Als buiten twijfel is dat een bepaald document of deel daarvan openbaar moet worden gemaakt, kan er aanleiding zijn om een voorlopige voorziening te treffen.¨