null

Verwijtbaarheid slachtoffer van belang voor de hoogte van een Arboboete?

Kan een bestuurlijke boete gematigd worden wanneer een slachtoffer zelf verwijtbaar heeft gehandeld? Over die vraag heeft de rechtbank Midden-Nederland (rechtbank) zich gebogen in een uitspraak op 11 december 2020. Was er naast verwijtbaar handelen wel of geen sprake van een veilige werkwijze? Casper Dekker en Jesse Brandenburg gaan in op deze uitspraak en leggen uit wanneer verwijtbaarheid van het slachtoffer kan leiden tot matiging van een bestuurlijke boete.

Wat was er aan de hand?

Op 13 mei 2019 is het slachtoffer tijdens zijn werkzaamheden van een ladder gevallen. Het slachtoffer was samen met een collega aan het werk. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden heeft het slachtoffer een ladder gepakt en deze ondersteboven op de betonnen vloer geplaatst. De ladder is vervolgens weggegleden terwijl het slachtoffer op de trap - op drie meter hoogte – stond. Daarbij is het slachtoffer op de grond gevallen.

De werkgever heeft het arbeidsongeval vervolgens gemeld bij de Inspectie SZW. Naar aanleiding van die melding heeft de Inspectie het arbeidsongeval onderzocht. Op basis van het onderzoek concludeert de Inspectie dat sprake is van overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbowetgeving). De Inspectie legt de werkgever vervolgens twee bestuurlijke boetes op voor in totaal EUR 6.600,00. De eerste bestuurlijke boete, van EUR 6.300,00, ziet op het niet nemen van maatregelen om het wegglijden van de draagbare ladder tegen te gaan. De tweede bestuurlijke boete, van EUR 300,00, is opgelegd voor het niet tijdig melden van het ongeval. Hierna ga ik in op de bestuurlijke boete van EUR 6.300,00.

De werkgever voert in beroep aan dat geen sprake is van een overtreding, omdat een geschikte ladder is meegegeven die aan alle veiligheidseisen voldeed. Daarnaast voert de werkgever aan dat verweerder de hoogte van de boete had moeten matigen omdat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze. Verder voert de werkgever aan dat het slachtoffer zelf verwijtbaar gehandeld, zodat de opgelegde bestuurlijke boete gematigd dient te worden.

Wat oordeelt de rechtbank?

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een overtreding van de Arbowetgeving. Verder oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor een veilige werkwijze. Daarvoor acht zij van belang dat geen veilige werkwijze en risico-inventarisatie ontwikkeld waren waaruit bleek dat werknemers ook daadwerkelijk verplicht waren deze deugdelijke ladder te gebruiken. Het enkel meegeven van een deugdelijke ladder is wel een noodzakelijke voorwaarde, maar is onvoldoende om te voldoen aan de noodzakelijke randvoorwaarden voor het toepassen van een veilig werkwijze. Ten slotte overweegt de rechtbank ten aanzien van de verwijtbaarheid van het slachtoffer dat de rol van het slachtoffer in dit geval niet kan leiden tot matiging van de bestuurlijke boete. Redengevend acht de rechtbank daarbij dat het slachtoffer weliswaar een instabiele ladder heeft gebruikt en geen maatregelen heeft getroffen om het wegglijden van de ladder tegen te gaan, maar dat het ontbreken van een voorgeschreven, veilige werkwijze maakt dat niet gesproken kan worden van het op eigen initiatief en tegen beter weten in onvoorzichtig handelen.

Matiging van Arboboetes door verwijtbaarheid van het slachtoffer

Uit de rechtspraak volgt inmiddels (zie ook dit blog) dat alleen een beroep op de onderstaande matigingsgronden uit de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregel) gedaan kan worden als in ieder geval sprake is van een veilige werkwijze.

Matigingsgronden uit de Beleidsregel

  • inventarisatie van risico’s van de concrete werkzaamheden en ontwikkeling van een veilige werkwijze die voldoet aan de Arbowetgeving;
  • het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor toepassing van een veilige werkwijze;
  • het hebben gegeven van adequate instructies;
  • het hebben gehouden van adequaat toezicht.

Naast deze matigingsgronden kan de bestuurlijke boete gematigd worden tijdig na het arbeidsongeval adequate maatregelen getroffen worden (zie ook dit blog en deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Ten slotte kan de bestuurlijke boete gematigd worden op grond van het steeds belangrijker wordende  evenredigheidsbeginsel. In de Beleidsregel is daar overigens een specifiek artikel voor (artikel 1, zeventiende lid). Het verwijtbaar handelen van het slachtoffer valt onder feiten en omstandigheden die in het kader van het evenredigheidsbeginsel aangevoerd kunnen worden. In bovenstaande uitspraak werd geoordeeld dat het meegeven van een deugdelijke ladder aan de werknemers op zichzelf niet voldoende is voor de matigingsgrond.

In de rechtspraak komt het trouwens niet vaak voor dat de verwijtbaarheid van het slachtoffer leidt tot een matiging van de bestuurlijke boete in het kader van de evenredigheid. Hieronder een aantal gevallen waarin dat wel op zijn plaats werd geacht:

  • Afdeling 26 mei 2021: Het slachtoffer is ongeveer 5,34 meter door een gat naar beneden gevallen op een betonnen vloer. Hoewel geoordeeld wordt dat de werkgever het gat had moeten afzetten met waarschuwingen, is een matiging op zijn plaats, omdat het slachtoffer in zekere mate roekeloos heeft gehandeld en het ongeval dus deels door zijn eigen schuld heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer had de op het gat liggende plaat namelijk opgetild, terwijl die plaat alleen recht omhoog kon worden opgetild. Bij het uiteindelijk schuin omhoog willen tillen van de plaat door het slachtoffer kon het slachtoffer weerstand bemerken. Voor het optillen van de plaat was dus een gerichte werkwijze vereist. Van het slachtoffer mocht daarom worden verwacht dat hij begreep dat de plaat geen afval was. Dit heeft het slachtoffer er niet van weerhouden om de plaat te verwijderen waarna hij door het gat op de vloer is gevallen.
  • Afdeling 14 maart 2018: Bij verhelpen van een storing van de transportbaan, beklimt het slachtoffer die transportbaan. Dit terwijl hij wist dat dat niet was toegestaan als de transportbaan niet uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos was gemaakt. Hoewel de inspanningen van de werkgever niet voldoende worden geacht voor een geslaagd beroep op de matigingsgronden uit de Beleidsregel, wordt geoordeeld dat het slachtoffer op eigen initiatief en tegen beter weten in buitengewoon onvoorzichtig heeft gehandeld en een matiging van 35% geboden is. 

Lessen voor de praktijk

Uitgangspunt voor een succesvol beroep op een of meer matigingsgronden blijft het ontwikkelen van een ‘veilige werkwijze’. Vervolgens kan met tijdig na het arbeidsongeval getroffen, adequate maatregelen een verdere matiging bewerkstelligd worden. Ten slotte kan de verwijtbaarheid van het slachtoffer leiden tot een verdere matiging op grond van het evenredigheidsbeginsel. Daarvoor ligt de lat echter hoog, omdat sprake moet zijn van zodanig roekeloos handelen, dan wel op eigen initiatief en tegen beter weten in.

Heeft u vragen over Arboboetes en de mogelijkheden tot matiging daarvan? Neem dan contact op met Casper Dekker.