null

Vonnis van USD 1,6 miljard mag ten uitvoer worden gelegd volgens Hof van Justitie van de Europese Unie

Dat procedures lang kunnen duren is algemeen bekend. In dit  blog gaat Carel van Lynden in op de zaak waar het Hof van Justitie van de EU op 20 juni 2022 een arrest wees in een zaak die dateert uit 2002. Voor de kust van Galicië zonk toen de tanker Prestige.  Dit leidde tot grote olievervuiling aan de kust. Spanje vorderde voor de Spaanse rechter schadevergoeding van meer dan een miljard USD van de in Engeland gevestigde verzekeraar (P&I Club) van het schip, London Steamship Owners. De Spaanse rechter wees de vorderingen in 2016 toe tot het bedrag van de limiet onder de verzekering, zijnde één miljard USD. In 2018 bekrachtigde de hoogste Spaanse rechter dit vonnis.

Hogere Engelse rechter bekrachtigd vonnis na beroep (of wijst verzoek tot erkenning/tenuitvoerlegging toe?)

Inmiddels, maar nadat de procedure al in Spanje aanhangig was, had London Steamship Owners in Engeland een arbitragezaak aanhangig gemaakt. Daarin werd gevorderd dat het geschil in arbitrage zou moeten worden beslecht in plaats van voor de civiele rechter in Spanje. De vordering werd bij verstek toegewezen en het vonnis werd na beroep door de hogere Engelse rechter bekrachtigd.

Spanje vroeg op haar beurt erkenning/tenuitvoerlegging van het Spaanse vonnis in Engeland, op basis van de EEX-Verordening 44/2001 (de EU-verordening op grond waarvan vonnissen in één lidstaat in de andere lidstaten zonder proces worden erkend en ten uitvoer kunnen worden gelegd; thans Verordening 1215/2012). In mei 2019 wees de Engelse rechter dat verzoek tot erkenning/tenuitvoerlegging toe.

Arrest na olievervuiling in Spanje: tenuitvoerlegging of arbitrage?

Hier was dus sprake van tegenstrijdige beslissingen: aan de ene kant een uitvoerbaar vonnis van de Spaanse rechter dat ten uitvoer mocht worden gelegd en aan de andere kant een beslissing van de Engelse rechter waarin bepaald werd dat een geschil door arbiters moet worden beslecht.

In de beroepsprocedure tegen het vonnis waarbij tenuitvoerlegging was toegestaan, vroeg de appelrechter in Engeland advies aan het Hof van Justitie hoe om te gaan met deze tegenstrijdige beslissingen.

Het Hof gaf haar beslissing op 20 juni 2022. In de beslissing stelde het Hof voorop dat arbitrage buiten het bestek van de EU Verordening 44/2001 valt en dat een arbitrageclausule in een verzekeringsovereenkomst niet tegen derde benadeelde partijen zoals Spanje kan worden ingeroepen. Daaraan kon dus voorbij gegaan worden.

Oordeel Hof: vonnis Spaanse rechter blijft gelden

Het Hof oordeelde aldus dat het vonnis van de Spaanse rechter op grond van de Verordening voor tenuitvoerlegging vatbaar was en niet kon worden tegengehouden door het vonnis waarbij het arbitrale vonnis was bekrachtigd. Het Hof gaf de Engelse rechter, die had bekrachtigd, nog een veeg uit de pan: die rechter had moeten nagaan of het verzoek tot bekrachtiging van het arbitrale vonnis in overeenstemming was met de fundamentele beginselen van de Verordening.

Heeft u vragen over deze uitspraak? Of andere vragen met betrekking tot het procesrecht? Neem dan contact op met Carel van Lynden of een van onze andere specialisten procesrecht.