null

Zelfs een finale kwijting biedt geen soelaas

Onlangs heeft de Rechtbank Oost-Brabant een verrassende uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid (Rechtbank Oost-Brabant ECLI:NL:RBOBR:2013:6455). De rechtbank overweegt dat de voormalig bestuurder van Woningcorporatie Servatius aansprakelijk kan worden gesteld ondanks het feit dat in de beëindigingovereenkomst tussen de bestuurder en Woningcorporatie Servatius is vastgelegd dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben.

De letterlijke tekst waarop de bestuurder zich beroept:

“14.3 Behalve de nakoming van de onderhavige overeenkomst hebben partijen niets meer van elkaar te vorderen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst c.q. de beëindiging daarvan noch anderszins en verlenen zij elkaar over en weer finale kwijting”.

Het betreft een standaardbepaling waarmee partijen in beginsel duidelijk maken dat alles is geregeld in de beëindigingovereenkomst. Maar hoewel de zinsnede “noch anderszins” behoorlijk absoluut lijkt, denkt de rechtbank daar anders over.

De rechtbank is alleen van mening dat de overeenkomst – slechts - de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst regelt en dat de finale kwijting niet “in de weg staat aan” een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.

De rechtbank stelt bovendien vast dat de bestuurder namens Woningcorporatie Servatius een groot risicovol project heeft opgesteld (het Campusproject) op een manier die in strijd is met de voorwaarden die de minister daaraan had gesteld. Er was een garantstelling afgegeven terwijl dat volgens de geldende richtlijnen niet mocht en bovendien is het project niet ondergebracht in een aparte rechtspersoon, terwijl dat volgens de richtlijnen wel had moeten gebeuren.

Inmiddels is het geen uitzondering meer dat bestuurders van met name Woningcorporaties met succes aansprakelijk worden gesteld voor risicovol handelen namens de Woningcorporatie. Wat wel uitzonderlijk is te noemen is dat de bestuurders zich in dit geval (in elk geval volgens de Rechtbank Oost-Brabant) ter verdediging niet kan verschuilen achter een finale kwijting in een beëindigingovereenkomst.