null

Kunnen bestaande vergunningen met betrekking tot windturbines op grond van het Nevele-arrest worden ingetrokken?

Op 25 juni 2020 heeft het Europese Hof van Justitie in het Nevele-arrest geoordeeld dat de Belgische regering een uitgebreid milieuonderzoek (MER) moet doen naar de algemene milieunormen die voor windturbines gelden. Lees hier het blog van Christine Visser over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die maakt dat dit ook in Nederland het geval is. Onlangs zijn (nog) twee interessante uitspraken gedaan over de uitleg en het toepassingsbereik van het Nevele-arrest. In het bijzonder over de vraag of reeds bestaande omgevingsvergunningen op grond daarvan kunnen worden ingetrokken. In dit blog worden deze uitspraken besproken. 

Waar gaan de zaken over?

Op 4 oktober 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding over (geluids)hinder door een windmolenpark in Houten. Volgens eisers handelt de gemeente Houten onrechtmatig jegens hen. De gemeente maakt gebruik van vergunningen die in strijd zijn met het Unierecht: zij voeren aan dat het Nevele-arrest ook geldt voor bestaande windmolenparken en dat het college daarom tot intrekking van de bestaande vergunningen zal moeten overgaan. De voorzieningenrechter leidt uit het Nevele-arrest niet af dat bestaande en reeds vergunde windparken evident onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat in dit kort geding alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als hij inschat dat een bodemrechter de eisers gelijk zal geven voor wat betreft de reikwijdte van het Nevele-arrest. Nog los van de vraag of hier voor de civiele voorzieningenrechter een taak ligt (het gaat immers om een bestuursrechtelijk onderwerp) geldt dat hij niet kan inschatten hoe een bodemrechter over deze kwestie zal oordelen, gelet op de omvangrijke discussie die daarover gevoerd kan worden, aldus de voorzieningenrechter. De vergunningen in kwestie blijven in stand. 

 In een uitspraak van 18 oktober 2021 over een vergelijkbare vordering brengt de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland ons eerst in herinnering dat een omgevingsvergunning met formele rechtskracht slechts kan worden ingetrokken als aan de voorwaarden is voldaan zoals genoemd in het Kühne & Heitz-arrest. Hoe zat dat ook alweer? Volgens dat arrest moet een eerder definitief besluit worden heroverwogen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 ·       Het bestuursorgaan is naar nationaal recht bevoegd op een besluit terug te komen;

·       Het in geding zijnde besluit is definitief geworden en niet meer vatbaar voor hoger beroep;

·       Het in geding zijnde besluit berust op een onjuiste uitleg van het Unierecht (zoals gebleken na een verzoek om prejudiciële beslissing);

·       De belanghebbende met betrekking tot het in geding zijnde besluit moet direct na kennisneming van het nieuwe recht een verzoek tot heroverweging hebben ingediend bij het betreffende bestuursorgaan.

Als de gemeente weigert het besluit te heroverwegen, is het aan de bestuursrechter om te onderzoeken of de gemeente het besluit had behoren in te trekken wegens strijd met het Unierecht, een en ander in het licht van de in artikel 2.33 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde intrekkingsgronden. In lijn met wat in voornoemde uitspraak is overwogen, overweegt de voorzieningenrechter in deze zaak dat de civiele voorzieningenrechter enkel bevoegd is een voorlopige voorziening te treffen indien het vooraf aannemelijk is dat de bestuursrechter in dit specifieke geval zal oordelen dat de gemeente de omgevingsvergunning had moeten intrekken. Dat is in deze kwestie niet het geval. Verder acht de voorzieningenrechter in dit kader van belang dat de gemeente voor wat betreft hinder door geluid en slagschaduw van de windturbines in kwestie een uitgebreide en op bepaalde punten verderstrekkende eigen afweging heeft gemaakt van de milieueffecten van het windmolenpark en niet slechts heeft volstaan met een verwijzing naar de op grond van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling geldende normen voor windturbines. Er is een MER uitgevoerd en de gemeente heeft vervolgens eigen normen aangelegd, waar bij de toepassing van die normen steeds is voorzien in een op de situatie toegesneden en op zichzelf staande motivering. Ook hier blijft de vergunning in stand. 

Les voor de praktijk?

De hiervoor besproken uitspraken laten zien dat niet snel sprake is van een situatie waarbij bestaande – in rechte vaststaande – vergunningen met betrekking tot windturbines dienen te worden ingetrokken(/heroverwogen). Dit geldt in ieder geval voor de civiele rechter. Interessant zal zijn te zien of de bestuursrechter op een vergelijkbare manier tegen deze kwestie aankijkt.

Heeft u vragen over vergunningen met betrekken tot windturbines? Neem dan contact op met Christine Visser.