null

Problematiek binnen het sociaal domein

Met de decentralisatie van het sociaal domein in 2015 kwamen gemeenten voor een grote uitdaging te staan. Zij zijn sindsdien verantwoordelijk voor de uitvoering van taken binnen het sociaal domein, voor: jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen. Gemeenten zouden efficiënter en effectiever uitvoering kunnen geven aan het overheidsbeleid, omdat zij dichterbij de hulpbehoevende burger staan. Het moest leiden tot kostenbesparingen.

Sociaal domein stagneert

Ruim zes jaar later blijkt dat de verwachtingen van het Rijk onterecht zijn geweest. Regelmatig verschijnen nieuwsberichten over de problemen binnen het sociaal domein. Gemeenten kampen met geldtekorten, de personeelstekorten in de zorg lopen op en wachttijden voor (jeugd)zorg nemen steeds meer toe. De constatering van het Sociaal & Cultureel Planbureau (SCP) eind 2020 dat het sociaal domein stagneert, kwam niet als een verrassing. Door gemeenten was al geregeld aan de bel getrokken. Spoedige verandering is volgens hen van noodzakelijk belang wil het stelsel gewaarborgd blijven.

Inmiddels is met Prinsjesdag bekendgemaakt dat in 2022 extra financiële middelen beschikbaar worden gemaakt voor gemeenten. Dit betreft echter geen vangnet voor de lange termijn en geen oplossing voor de korte termijn. Het huidige kabinet heeft aangegeven dat ook nagedacht moet worden over de financiering na 2022 en de verdere te nemen maatregelen. Dit is echter een taak voor het nieuwe kabinet.

Kostenbesparing als rode draad

Aanleiding voor de decentralisatie van het sociaal domein waren stijgende kosten als gevolg van de toenemende vraag naar zorg. De (financiële) houdbaarheid van het stelsel kwam steeds meer in het gedrang. Om het stelsel veilig te stellen, moest daarom op korte termijn een grote omslag plaatsvinden.

De verbetering in de uitvoering zou met decentralisatie en overheveling van de verantwoordelijkheid van het Rijk naar gemeenten worden bewerkstelligd zodat er beter zou kunnen worden ingespeeld op de hulpvraag van burgers. Gemeenten zouden beter in staat zijn de verbindingen tussen de drie domeinen te leggen. Althans, dat was de gedachte. Op 1 januari 2015 werden de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet ingevoerd onder het credo: "meedoen!". De zelfredzaamheid van burgers en maatschappelijke participatie moesten worden vergroot. Gemeenten zouden een vangnet blijven bieden voor burgers die de hulp of ondersteuning niet uit hun eigen netwerk konden putten, maar de eigen verantwoordelijkheid van de burger kwam voorop te staan. Nederland veranderde in korte tijd van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. Het doel van het Rijk, de kostenbesparing, werd alleen niet bereikt.

Knelpunten gesignaleerd

Het rapport uit 2020 van het SCP stelde de kernvraag of de verwachtingen van de decentralisatie waren waargemaakt.

De conclusie was dat verbeteringen zichtbaar waren, maar bepaalde knelpunten waren na de stelselwijziging nog steeds niet opgelost. Het stelsel van voorzieningen en regelgeving is te complex. Daardoor is het voor betrokken partijen lastig er een weg in te vinden, met alle gevolgen van dien. Daarnaast, aldus het SCP, wordt van de burger te veel verwacht. Gebleken is dat mensen het lastig vinden een beroep te doen op de eigen omgeving, waardoor het systeem van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie niet optimaal werkt en de kosten die het Rijk ermee verwachtte te besparen, ook om die reden niet worden bespaard.

Meer regie bij het Rijk?

Ook de Minister van VWS heeft recent in het kader van het programma Toezicht Sociaal Domein (TSD) aangegeven dat sprake is van een flink aantal knelpunten in de uitvoering. Er wordt versterking van het toezicht voorgesteld. Een andere voor het sociaal domein relevante minister, de Minister van SZW, stuurt aan op meer samenwerking. Er is een wetsvoorstel Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein ingediend. Anders gezegd, meer regie op rijksniveau. Weer anders, van centraal naar decentralisatie, en nu weer naar meer centrale regie?