null

Strafrechtelijke aansprakelijkheid bij ongevallen in de bouw

In de eerste helft van 2021 zijn er verschillende strafzaken aan rechtbanken voorgelegd die betrekking hadden op (dodelijke) ongevallen in de bouw. Opvallend hierbij is dat in die zaken het Openbaar Ministerie niet slechts gekozen heeft tot vervolging van de rechtspersoon, maar tegelijkertijd voor vervolging van een natuurlijk persoon als feitelijk leidinggever. In de in deze blog te bespreken zaken heeft dit bij allen geleid tot een strafrechtelijke veroordeling.

Is er sprake van een of meerdere strafbare feiten?

Indien een dodelijk ongeval of een ongeval met zwaar lichamelijk letsel in de bouw plaatsvindt, is veelal de eerste insteek dat gekeken wordt of mogelijk sprake is van een of meerdere strafbare feiten die aan het ongeval vooraf gingen en uiteindelijk tot het ongeval hebben geleid. Zo wordt in de eerste plaats gekeken of de rechtspersoon kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Het begrip “werkgever” wordt in de Arbeidsomstandighedenwet ruim uitgelegd. Indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan eenvoudig worden vastgesteld wie de werkgever is. Dat zal ook vaak het geval zijn indien iemand aan een rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid. Is van deze twee situaties geen sprake, kan er toch sprake zijn van een werkgever-werknemer relatie in de zin van de Wet, indien arbeid onder gezag wordt verricht. Een gezagsverhouding kan aanwezig worden geacht wanneer de werkgever het recht heeft toezicht uit te oefenen, leiding te geven en door aanwijzingen of instructies een nadere taakomschrijving te geven en de werknemer verplicht is dit te aanvaarden. Of er dus sprake is van een werkgever in de zin van Wet is dus afhankelijk van de feitelijke situatie.

Valt het strafbare feit te herleiden naar een natuurlijk persoon?

Indien het werkgeverschap kan worden vastgesteld, zal gekeken worden naar de vraag of van de zijde van de rechtspersoon één of meerdere strafbare feiten zijn begaan die in relatie staan tot het ongeval. Uit een diversiteit van uitspraken blijkt inmiddels dat het hierbij niet meer blijft en dat tevens wordt gekeken of een natuurlijk persoon feitelijk leiding heeft gegeven aan één of meerdere strafbare feiten die hebben geleid tot het ongeval.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon

Aan de vraag of een feitelijk leidinggever zich schuldig heeft gemaakt aan een of meerdere strafbare feiten, kan pas toegekomen worden indien de strafbare gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de strafbare gedraging heeft plaatsgevonden of is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Dit kan het geval zijn indien:

  1. het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  2. de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  3. de gedraging voordeel heeft opgeleverd voor de rechtspersoon;
  4. de rechtspersoon het in de hand had of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en door de rechtspersoon is aanvaard. Hieronder begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.

Voorbeeld van strafbare aansprakelijkheid van een rechtspersoon:

Een voorbeeld hiervan is te vinden in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 februari 2021. In deze zaak was een werknemer bekneld geraakt bij werkzaamheden met een voertuig om zware lasten te tillen en te verplaatsen. Als gevolg van het opgelopen letsel overleed de werknemer. De rechtbank stelde vast dat bij de hijswerkzaamheden geen toezichthouder betrokken was om toe te zien op de naleving van de geldende veiligheidsnormen, de hijswerkzaamheden niet zorgvuldig waren gepland en de rechtspersoon tekort was geschoten in de zorgplicht jegens werknemers. Aldus waren diverse veiligheidsvoorschriften uit het Arbeidsomstandighedenbesluit niet nageleefd. In dit geval waren de hijswerkzaamheden verricht door de verdachte rechtspersoon, de omgekomen werknemer en de directeur van het bedrijf. De werkzaamheden vonden plaats in het kader van een opdracht, waarbij een schip in originele staat werd teruggebracht. Het betroffen hier werkzaamheden die gebruikelijk waren binnen het bedrijf. Het bedrijf bepaalde de wijze waarop en onder welke voorwaarden de hijswerkzaamheden werden uitgevoerd. Het veilig kunnen uitvoeren van de werkzaamheden was bij uitstek de verantwoording van het bedrijf als werkgever, waarop verplicht doeltreffend toezicht gehouden had moeten worden. Dit alles maakte dat het bedrijf zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, welk artikel inhoudt dat een werkgever er voor moet waken dat gehandeld wordt in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit indien daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meerdere werknemers ontstaat of te verwachten is.

 

Vervolgens rees in deze zaak de vraag of niet alleen het bedrijf, maar ook de directeur als natuurlijk persoon zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet.

Definitie van de feitelijk leidinggever op hoofdlijnen

Op 26 april 2016 heeft de Hoge Raad op hoofdlijnen een verduidelijking gegeven van het beslissingskader met betrekking tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het feitelijk leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging. Enerzijds geldt dat de enkele omstandigheid dat een verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijk leidinggever aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit, maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste. Zelfs iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon kan in dit kader worden aangemerkt als feitelijk leidinggever.

Feitelijk leidinggeven bestaat uit actief en effectief gedrag

Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag. Van feitelijk leidinggeven kan verder sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene door de verdachte, bijvoorbeeld als bestuurder, gevoerde beleid. Tot slot kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en hierbij door de verdachte zodanig initiatief is genomen dat op die wijze leiding is gegeven aan de verboden gedraging. Bij dit laatste moet worden bedacht dat ook een meer passieve rol kan leiden tot het oordeel dat een verboden gedraging zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven kan worden gesproken. In het bijzonder kan hierbij worden gedacht aan het niet treffen van maatregelen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen.

Voorbeelden van feitelijk leidinggeven

Voorbeeld 1

In de zaak van de beknelde werknemer die als gevolg van het opgelopen letsel overleed, achtte de rechtbank bewezen dat de directeur maatregelen had kunnen treffen om overtreding van de veiligheidsvoorschriften te voorkomen, terwijl hij op de hoogte was van het niet naleven van veiligheidsvoorschriften, maar dit ingrijpen heeft nagelaten. Daarmee had de directeur ook zelf bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat als gevolg van dit nalaten een dodelijk ongeval zich zou voordoen. De directeur had zowel formeel als feitelijk zeggenschap.

Voorbeeld 2

Een ander voorbeeld van een zaak waarin zowel de rechtspersoon (werkgever) als de natuurlijke persoon (hoofduitvoerder op het bouwproject) als verdachten werden vervolg is te vinden in een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2021. In deze zaak was een werknemer tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden overleden tijdens zijn werkzaamheden op een ondeugdelijke steiger. Zowel de werkgever als de hoofduitvoerder werden vervolgd voor overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (dood door schuld).

In deze zaak was de omgekomen werknemer werkzaam op de hoogste werkvloer van een steiger die was geplaatst rondom de in aanbouw zijnde woning. De verdachte werkte daar als uitvoerder op de bouwplaats. Aan de zijde waar de omgekomen werknemer zijn werkzaamheden verrichtte, ontbraken vlonders/vloerdelen in de consoles van de hoogste steigervloer, waardoor er een gat in die steigervloer aanwezig was. Tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden is hij door deze opening op de bijna drie meter lager gelegen betonnen vloer gevallen en als gevolg daarvan overleden.

De rechtbank overwoog ten aanzien van de rechtspersoon dat het bedrijf was onderworpen aan de veiligheidsregels zoals deze voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het is dan ook aan de werkgever er zorg voor te dragen dat een deugdelijk Arbobeleid wordt gevoerd, gericht op de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. De werkgever moet de werknemers beschermen tegen hun eigen fouten of onvoorzichtigheden. De omstandigheid dat de omgekomen werknemer zich niet had vergewist van de deugdelijkheid van de steiger in het veilig werken ontsloeg de werkgever niet van de op haar rustende zorgplicht. Nadat was vastgesteld dat de werkgever strafrechtelijk aansprakelijk was, oordeelde de rechtbank dat nu de steiger niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, de hoofduitvoerder ten onrechte geen maatregelen had getroffen om het risico dat werknemers van de steiger konden vallen uit te sluiten. Ook was dit voor de hoofduitvoerder geen aanleiding geweest de controle van de veilige werkomstandigheden van de werknemers op te voeren. Het had op de weg van de hoofduitvoerder gelegen om zodanige maatregelen te treffen dat valgevaar voor de werknemers zou worden uitgesloten. Nu hij dit had nagelaten, hoewel het treffen van dergelijke maatregelen binnen zijn invloedsfeer als verantwoordelijk hoofduitvoerder lag, had de hoofduitvoerder willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de veiligheid in het geding kwam. Als feitelijk leidinggever werd de hoofduitvoerder veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

Verantwoordelijke op de bouwplaats: blijf de arbeidsregels naleven!

Naast de in deze blog genoemde voorbeelden zijn er in de rechtspraak nog meerdere zaken uit 2021 te vinden waarin niet alleen het bedrijf, maar ook de natuurlijke persoon veroordeeld is.

Het blijft dus niet alleen zaak voor werkgevers de arbeidsregels goed na te leven, maar ook de verantwoordelijke op de bouwplaats zal zich hiervan bewust moeten zijn. Het niet ingrijpen bij onveilig werken van werknemers kan verstrekkende gevolgen hebben!

Heeft u vragen over aansprakelijkheid bij ongevallen op de werkvloer? Neem contact op met een van onze bouw- en vastgoedadvocaten.

Deze blog is geschreven door Marcel Smit, strafrechtadvocaat.