null

UAV 2012, UAV-GC 2005 en vergunningen

Ongetwijfeld weet u dat – anders dan bij de UAV 2012 – de UAV-GC 2005 een veel grotere last op de schouders van de aannemer legt waar het gaat om de (alle) voor het werk benodigde vergunningen. Alleen als er expliciet afgesproken wordt dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor een of meerdere vergunningen, is dat anders. Daarom moet de aannemer voor zijn inschrijving al een grondige analyse maken van de voor het werk en de uitvoering benodigde vergunningen en de invloed daarvan op zijn planning.

Weliswaar hebben de opstellers van de UAV-GC bedacht dat het logisch is dat de opdrachtgever een of meerdere vergunningen aan vragen, zodra zijn ontwerpverantwoordelijkheid verder gaat dan het opstellen van een Programma van Eisen. De praktijk leert echter dat opdrachtgevers de vergunningsverantwoordelijkheid volledig bij de aannemer willen leggen, zelfs als het gaat om door hun en hun adviseurs al gemaakte (VO+ of DO) ontwerpen.

NB: De Raad van Arbitrage is overigens wel streng over de verantwoordelijkheid voor de door opdrachtgevers verstrekte informatie. Als daar fouten in zitten, kan de opdrachtgever wel degelijk aansprakelijk zijn (zie RvA 35.734 en eerdere blogs). Dat geldt dus ook voor vergunningsproblemen door fouten in zo’n VO+ of DO.

De aannemer moet zijn verantwoordelijkheid serieus nemen. Als hij zich niet voldoende inspant, is er namelijk sprake van een toerekenbare tekortkoming (paragraaf 10 UAV-GC) en kan de opdrachtgever de overeenkomst ontbinden met een betalingsverplichting voor de aannemer tot gevolg.

De inspanningsplicht betekent ook dat de aannemer zo nodig bezwaar en beroep moet aantekenen. Arbiters beoordelen namelijk geen bestuursrechtelijke aspecten. Zie daarvoor het twee vonnissen van de Raad van Arbitrage, eerste instantie en hoger beroep (31.829 en 71.654). En als de opdrachtgever toevallig twee petten op heeft en de aannemer daardoor bij die opdrachtgever bestuursrechtelijk bezwaar moet aantekenen, is dat niet relevant. Het opdrachtgeverschap is namelijk civielrechtelijk en bezwaar maken is bestuursrechtelijk (“Opdrachtgever heeft een publiekrechtelijke taak, die als zodanig los staat van zijn civielrechtelijk handelen jegens aannemers.”) en daar oordelen arbiters niet over. Dit kort geding vonnis van de rechtbank Rotterdam is een voorbeeld van een aannemer die wel gedaan heeft wat hij in bestuursrechtelijke zin moest doen en daarom via deze civielrechtelijke weg zijn gelijk haalt.

Het belangrijkste is echter dat de aannemer – op tijd – een volledig beeld heeft van alle benodigde vergunningen. Ook moet hij in zijn planning rekening houden met de termijnen voor vergunningsaanvragen en de onherroepelijke (!) beslissingen daarop.

NB: Belangrijk daarbij is of er vergunningen zijn, die pas aangevraagd kunnen worden nadat er een andere is verstrekt of een vergunning nodig is van een andere instantie. Denk bijvoorbeeld aan een transformatie van een zorginstelling tot koopappartementen. Naast alle gebruikelijke vergunningen, ook in de milieusfeer (asbest !), is daar ook een splitsingsvergunning voor nodig. Als de aannemer daar geen rekening mee houdt, kan dat een flinke vertraging op leveren. Anders dan bij de UAV 2012, komen de gevolgen van zulke vertragingen bij de UAV-GC 2005 voor rekening van de aannemer. Zeker bij grotere projecten met grote kortingsbedragen in het contract kan dat serieus in de papieren lopen, nog los van het feit dat in de huidige drukte in de bouw, de aannemer zelf en zijn onderaannemers helemaal geen vertragingen kunnen hebben, omdat ze door moeten naar een volgend werk.

Onze bestuursrechtadvocaten kijken daarom graag mee met (ontwikkelende) aannemers! Heeft u vragen? Neem daarvoor contact op met Hugo Meijer via meijer@thna.nl.