De statutair directeur vervult een bijzondere positie in het Nederlandse arbeidsrecht. Die bijzondere positie is met name gelegen in de dubbele rechtsbetrekking tussen de vennootschap en de bestuurder. Enerzijds bestaat er een vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking die voortvloeit uit het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders om de bestuurder tot statutair directeur te benoemen. Anderzijds is de bestuurder op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van de vennootschap, zodat er ook een arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking bestaat.

De Hoge Raad heeft in 2005 bepaald dat, als aan de vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking een einde komt door het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders om de bestuurder uit zijn positie als statutair directeur te ontheffen, in beginsel óók de arbeidsovereenkomst ten einde komt. Dit is slechts anders als een bijzonder opzegverbod geldt (bijvoorbeeld wegens ziekte) of als de vennootschap anders met de bestuurder is overeengekomen. Dat zal echter alleen in uitzonderingssituaties het geval zijn.

Geringere ontslagbescherming

Daar komt nog bij dat de bestuurder, anders dan de ‘gewone’ werknemer, geen herstel van de arbeidsovereenkomst kan vorderen (art. 2:244 lid 3 BW). Als dat wel mogelijk zou zijn, zou de rechter immers op de stoel van de ondernemer gaan zitten, hetgeen de wetgever niet wenselijk acht. Herstel van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder van een stichting is wel mogelijk. Anders dan ‘gewone’ werknemers geniet de bestuurder dus slechts een zeer geringe ontslagbescherming.

Golden parachute ter compensatie

Ter compensatie van deze beperkte ontslagbescherming is het in de praktijk niet ongebruikelijk dat reeds bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de vergoeding die de vennootschap aan de bestuurder is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst ten einde komt.

De hoogte van deze ‘golden parachute’ is in beginsel niet aan een maximum gebonden. Een uitzondering bestaat voor topfunctionarissen in de publieke (overheid) en de semipublieke sector. Daarbij moet worden gedacht aan werknemers in de hoogste managementlagen van private organisaties en instellingen die het publieke belang raken en die in de regel grotendeels met overheidsmiddelen zijn gefinancierd. Te denken valt aan zorginstellingen, onderwijsinstellingen, woningcorporaties, de publieke omroep, zorgverzekeraars en het loodswezen.

Voor topfunctionarissen bij dergelijke organisaties geldt op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, ook wel de ‘Wet normering topinkomens’ (WNT) genoemd, een maximale ontslagvergoeding van 75.000 euro bruto. Hogere contractuele ontslagvergoedingen worden, voor zover deze de limiet van 75.000 euro bruto te boven gaan, beschouwd als onverschuldigd betaald en kunnen door de werkgever of door de overheid worden teruggevorderd.

Afwijking ketenregeling

Met de statutair directeur kan zowel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde als voor onbepaalde tijd worden gesloten. Waar met een ‘gewone’ werknemer op grond van de ‘ketenregeling’ van artikel 7:668a BW maximaal drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen worden overeengekomen gedurende een periode van ten hoogste 36 maanden voordat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat, kan in de arbeidsovereenkomst met een statutair directeur, mits schriftelijk overeengekomen, onbeperkt van de termijn van 36 maanden worden afgeweken. Van het maximaal toegestane aantal van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kan niét worden afgeweken, maar de maximale duur van deze tijdelijke arbeidsovereenkomsten is echter niet aan een maximum gebonden.