De inspraak en de invloed van werknemers binnen een organisatie is van essentieel belang. Voor werkgevers biedt medezeggenschap de kans draagvlak en vertrouwen te creëren, verbinding te zoeken en personeel te betrekken bij beleid, terwijl werknemers op deze manier actief betrokken blijven bij de onderneming en invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Het recht op inspraak van werknemers, oftewel medezeggenschapsrecht, is geregeld in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Medezeggenschap wordt op verschillende manieren uitgevoerd. Dit artikel informeert u op hoofdlijnen over de instelling van een medezeggenschapsorgaan en de rechten en verplichtingen daarbij.

Medezeggenschapsorganen

Voor het bepalen van de medezeggenschap is het belangrijk te kijken naar het aantal werkzame personen in de onderneming. Werkzame personen zijn werknemers, maar ook onder andere uitzendkrachten die in het kader van de werkzaamheden van de onderneming tenminste 24 maanden bij de onderneming werkzaam zijn.

Heeft uw onderneming 50 of meer werkzame personen? Dan moet u verplicht een ondernemingsraad (“OR”) instellen. Let op, ook als de werknemers geen interesse hebben, moet hier structureel voldoende aandacht aan besteden.

In de WOR zijn een aantal verplichtingen opgenomen voor complexe, grote ondernemingen ten aanzien van medezeggenschap. Zo kunnen of moeten sommige ondernemingen een groepsondernemingsraad (GOR), een centrale ondernemingsraad (COR), een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GeOR) of een Europese ondernemingsraad (EOR) instellen.

Als een onderneming 10 tot 50 werkzame personen heeft, dan kan de onderneming op vrijwillige basis een OR of personeelsvertegenwoordiging (PVT) instellen. Het instellen van een PVT is wel verplicht als een cao dit voorschrift of als de meerderheid van de werknemers daarom vraagt.  

Rechten

Recht op overleg (art. 23-24 WOR), initiatief (art. 23 lid 2 en 3 WOR) en informatie (art. 31-31f WOR)?

Voor medezeggenschap is overleg tussen de ondernemer en de werkzame personen essentieel. De OR heeft dan ook het recht op overleg. Zowel de ondernemer als OR kunnen een verzoek indienen voor een overlegvergadering. Daarnaast dient ten minste twee maal per jaar een vergadering  plaats te vinden over de algemene gang van zaken. De OR hoeft niet te wachten totdat de ondernemer advies vraagt. De OR kan namelijk ook spontaan bepaalde voorstellen of standpunten aan de ondernemer kenbaar maken. De ondernemer zal desgevraagd alle informatie – waaronder vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie – die de OR meent nodig te hebben om zijn taken uit te voeren, schriftelijk aan de OR verstrekken.

Recht op advies (art. 25 WOR) of recht op instemming (art. 27 WOR)?

De ondernemer is verplicht advies te vragen over voorgenomen besluiten die van invloed zijn op de continuïteit van de onderneming en die gevolgen hebben voor de werkgelegenheid. De ondernemer moet dit advies vragen aan de OR op het moment dat het advies nog van wezenlijke invloed op het besluit kan zijn. Voor enkele onderwerpen geldt dat het moet gaan om “belangrijke” voorgenomen besluiten. Voor de vraag of sprake is van een belangrijk besluit moet worden gekeken naar het gewicht van  het besluit, de aard en omvang van de activiteiten van de onderneming en het aantal werknemers voor wie het besluit belangrijke gevolgen heeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor een wijziging van de werkzaamheden van de onderneming of een wijziging in de organisatie van de onderneming of de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming.

De OR dient binnen een redelijke termijn schriftelijk en gemotiveerd advies uit te brengen. Wat is dan redelijk? Dat hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de omvang en complexiteit van de adviesaanvraag. Het is raadzaam om afspraken te maken over de termijn. Het staat de ondernemer vrij het advies van de OR (deels) naast zich neer te leggen, mits de ondernemer dat gemotiveerd onderbouwd. Als het besluit van de ondernemer niet in lijn is met het advies, gaat een wachttijd van één maand lopen (art. 25 lid 6 WOR). De ondernemer mag gedurende deze maand het besluit niet ten uitvoer leggen, tenzij de OR daarmee instemt.

Naast het recht om advies te geven, heeft de OR een instemmingsrecht. Het instemmingsrecht ziet op voorgenomen sociale besluiten. Het gaat om een voorgenomen besluit tot het  vaststellen, wijzigen of intrekken van bijvoorbeeld winstdelingsregelingen, een beloningssysteem of een regeling op het gebied van arbeidstijden. Als de OR niet instemt, dan kan de ondernemer de kantonrechter om vervangende toestemming vragen. Als de ondernemer een instemmingsplichtig besluit uitvoert zonder de OR om instemming te vragen, dan kan de OR nietigheid van het besluit inroepen. De OR moet binnen één maand nadat de OR kennis heeft genomen van het besluit de nietigheid inroepen.

Beknopte tips en tricks

Wanneer moet een ‘medezeggenschapsbelletje’ gaan rinkelen? De werkgever van de toekomst zal zich mogelijk beraden op wijzigingen van beleid ten aanzien van opname van vakantie en verlof of bijvoorbeeld een reorganisatie of herstructurering. In die gevallen zal medezeggenschap zeker een rol spelen. Draagvlak en rust onder de werkzame personen blijft steeds van wezenlijk belang voor continuïteit van de onderneming. Het tijdig betrekken van de OR, PVT of werknemers draagt daaraan bij.

Medezeggenschap - Ten Holter Noordam advocaten