Wzd-zorgaanbieders opgelet: het overgangsjaar komt tot een einde!
Op 1 januari 2020 is de Wet zorg en dwang (Wzd) in werking getreden. In een eerder geplaatste blog is al kort aandacht besteed aan de hoofdlijnen van deze wet. Op dat moment spraken veel zorgorganisaties hun zorgen uit over de Wzd, met name over de uitvoerbaarheid van de wet in het kader van ambulante zorgverlening. Minister De Jonge is de zorgorganisaties toen tegemoet gekomen door een overgangsjaar in te voeren. In het jaar 2020 zou ‘leren en ontwikkelen door zorgaanbieders, professionals en cliënten centraal staan’.
Niemand heeft echter kunnen voorzien dat COVID-19 zijn intrede zou doen. Dit heeft wel degelijk gevolgen gehad voor de implementatie van de wet, aangezien prioriteiten onverwachts moesten worden verlegd. Desalniettemin heeft de minister voor Medische Zorg op 17 december 2020 aangekondigd dat het overgangsjaar niet wordt verlengd om reden dat ‘een verlenging mogelijk onduidelijkheid brengt over de rechtspositie van de cliënt en voor het handelen van de professional.’ Dit betekent dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) per 1 januari 2021 handhavend mag optreden indien de kwaliteit en veiligheid van de cliënt in het geding is of sprake is van een onrechtmatige toepassing van dwang. Zij zal zich voornamelijk focussen op de rechtspositie van de cliënt. De IGJ wijst zorgaanbieders erop dat in dat kader een aantal waarborgen op 1 januari 2021 aantoonbaar moet zijn geregeld door zorgaanbieders, die onder de reikwijdte van de wet vallen. Deze waarborgen worden in dit blog kort besproken.
Het Wzd-zorgplan
In het eerste deel van het overgangsjaar hebben zorgaanbieders de mogelijkheid gehad om Bopz-behandelplannen om te zetten in Wzd-zorgplannen. De zorgaanbieder wijst voor iedere cliënt een zorgverantwoordelijke aan. Deze persoon is verantwoordelijk voor het opstellen, vaststellen, evalueren en wijzigen van het zorgplan (artikel 5 e.v. Wzd). Nadat overleg is gepleegd met de cliënt of diens vertegenwoordiger, dient de zorgverantwoordelijke binnen zes weken een zorgplan vast te stellen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de voorkeuren en wensen van de cliënt. Het uitgangspunt is dat vrijwillige zorg wordt opgenomen. Pas als risico ontstaat op ernstig nadeel voor de cliënt of een derde en alternatieven voor onvrijwillige zorg niet volstaan, mag er onvrijwillige zorg worden opgenomen voor een initiële termijn van maximaal 6 maanden.
Aanstellen van een Wzd-functionaris
De Wzd verplicht de zorgaanbieder verder om een Wzd-functionaris aan te stellen (artikel 2b Wzd). Deze functie kan worden vervuld door een of meer ‘ter zake kundige arts(en), gezondheidspsycholo(o)g(en) of orthopedagoog-generalist(en)’. Het is niet vereist dat de persoon in dienst is van de zorgaanbieder. Op het moment dat er onvrijwillige zorg in het zorgplan wordt opgenomen of er iets wijzigt met betrekking tot de verlening van onvrijwillige zorg, dient er overleg plaats te vinden met de Wzd-functionaris. Het is vervolgens aan de Wzd-functionaris om het zorgplan te beoordelen.
Aansluiten bij een onafhankelijke klachtencommissie
Op grond van artikel 53 Wzd is een zorgaanbieder verplicht zich aan te sluiten bij een externe klachtencommissie, die is ingesteld door ‘een representatieve organisatie van cliënten en een representatieve organisatie van zorgaanbieders’. Dit kan zowel een nationale als decentrale commissie betreffen.
Toegang tot een cliëntenvertrouwenspersoon
Tot slot draagt de zorgaanbieder er zorg voor dat iedere cliënt toegang heeft tot een onafhankelijke cliëntenvertrouwenspersoon (cvp). De cvp kan de cliënt, indien daar om wordt verzocht, advies geven en bijstand verlenen ‘in aangelegenheden die samenhangen met het verlenen van onvrijwillige zorg aan de cliënt, met zijn opname en verblijf in een accommodatie, of met het doorlopen van een klachtenprocedure’ (artikel 57, eerste lid, Wzd). De IGJ onderstreept het belang van de cvp en merkt op dat deze rol verder vorm moet krijgen. COVID-19 heeft het voor de cvp lastiger gemaakt om zich vrij te bewegen. De IGJ benadrukt dat zorgaanbieders de cvp eerder moet introduceren bij cliënten en vertegenwoordigers. Daarnaast dient de zorgaanbieder de cvp toegang te verlenen tot zorglocaties, ook in tijden van COVID-19.
Afsluitend
Het overgangsjaar mag dan niet worden verlengd, maar de implementatie van de Wzd zal wel worden voortgezet. Zo kondigt de minister voor Medische Zorg aan in haar brief. U doet er als zorgaanbieder wijs aan om na te gaan of bovenstaande waarborgen op juiste wijze binnen uw zorgorganisatie zijn geïmplementeerd. Heeft u vragen over de implementatie van de Wet zorg en dwang (Wzd)? Neem dan contact op met een van onze specialisten.