null

Geheimhouding opleggen is één, het laten bestaan is een tweede...

In de gemeenteraad wordt nogal eens gesproken over gevoelige kwesties. Veelal worden die aangekaart door het college van burgemeester en wethouders. Dat praten over gevoelige kwesties vereist veelal de nodige voorbereiding en uitwisseling van informatie. Is die informatie op zichzelf al gevoelig, dan kan het college geheimhouding opleggen. Het schenden van opgelegde geheimhouding levert een strafbaar feit op. Het antwoord op de vraag of geheimhouding ergens op rust, is dus nogal belangrijk.

College legt op, raad bekrachtigt

Je zou denken dat het antwoord op de vraag of ergens geheimhouding op rust makkelijk gegeven kan worden. Het college stuurt de informatie op en spreekt daarover uit dat het geheim is. Een stempel of andere aanduiding kan ter bevestiging worden aangebracht. Daarmee zijn we er echter nog niet. De Gemeentewet kent een vaste procedure die recht doet aan de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente tussen het college en de raad.

Indien het college de geheimhouding aan de raad heeft opgelegd, vervalt de geheimhouding indien de raad die geheimhouding niet in de eerstvolgende raadsvergadering bekrachtigt. Die vergadering moet ook nog eens door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden zijn bezocht. De wetgever heeft daarmee welbewust het laatste woord over de geheimhouding van aan de raad voorgelegde stukken bij diezelfde raad (als hoogste orgaan binnen de gemeente) gelegd.

College geen rol meer

Dit betekent dat het college slecht de mogelijkheid heeft om tijdelijk geheimhouding op te leggen. Nadat de raad het besluit tot bekrachtiging heeft genomen, vloeit de verplichting tot geheimhouding voort uit dat besluit en kan alleen de raad de geheimhouding opheffen, aldus de Raad van State eerder. Dit betekent bijvoorbeeld dat het college niets meer te zeggen heeft over die geheimhouding, dat is aan de raad.

In een eerder blog werd wel duidelijk gemaakt dat in zo'n situatie bij een verzoek tot openbaarmaking aan het college, dat college het verzoek moet aanhouden en aan de raad moet sturen. De raad moet dan bezien of het nog altijd vindt dat de geheimhouding erop moet blijven rusten of dat die kan worden opgeheven.

Geen bekrachtiging, geen strafbaar feit!?

Niet bij alle gemeenten of in alle gevallen is bovengenoemde procedure helder. Zo blijkt nogal eens dat de besluitvorming van de raad - ter bekrachtiging - niet aanwezig is of niet expliciet is over de bekrachtiging. Wordt vervolgens vrijelijk door een raadslid informatie gedeeld waarvan het college dacht dat die geheim was, dan ontstaat onduidelijkheid of dat raadslid een strafbaar feit heeft gepleegd.

Het gerechtshof in Den Bosch buigt zich daarover in een uitspraak van 24 april jl. Terecht stelt het hof eisen aan het besluit tot bekrachtiging waarvan iedere gemeente zich bewust moet zijn:

bekrachtiging van een op grond van artikel 25 lid 2 Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders opgelegde geheimhoudingsplicht (vergt) een uitdrukkelijk besluit van de raad (...).Aan de raad is echter geen voorstel voor een uitdrukkelijk besluit tot bekrachtiging voorgelegd. Evenmin heeft de raad in zijn vergadering van 9 april 2013 een uitdrukkelijk besluit tot bekrachtiging van de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding genomen.Het loutere ‘besluit: overeenkomstig het voorstel voor kennisgeving aangenomen’, kan niet worden gekwalificeerd als een (uitdrukkelijk) besluit tot bekrachtiging van de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding.Als gevolg van het ontbreken van een besluit van de raad tot bekrachtiging, is de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding vervallen, ten laatste op 9 april 2013.Derhalve zal de verdachte worden vrijgesproken van de tenlastelegging dat hij op 8 mei 2013 een geheim dat hij als gemeenteraadslid verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden.
Kortom
  • College legt geheimhouding op, maar die is tijdelijk
  • De Raad bekrachtigt, maar doet dit uitdrukkelijk
  • Ontbreekt dat (uitdrukkelijke) besluit, dan kan geen sprake zijn van een strafbaar feit