null

Wijzigingen arbeidsrecht: maximale hoogte transitievergoeding en Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Eind 2017 is het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ gepresenteerd door het kabinet-Rutte III. De antwoorden op de vragen of en hoe de arbeidsrechtelijke plannen uit het regeerakkoord zullen worden doorgevoerd laten voorlopig nog op zich wachten. Desondanks brengt de eerste dag van 2018 een aantal belangrijke arbeidsrechtelijke wetswijzigingen met zich. In deze blog komen het verhoogde maximumbedrag van de transitievergoeding en de wijzigingen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag aan bod

Verhoging maximaal bedrag transitievergoeding

Per 1 januari 2018 is het maximale bedrag van de transitievergoeding verhoogd van € 77.000,-- naar € 79.000,--. Een werknemer zal sindsdien maximaal recht hebben op een transitievergoeding van € 79.000,-- of een bedrag gelijk aan ten hoogste het jaarsalaris indien dat loon hoger is dan het maximale bedrag.

Wijzigingen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Per 1 januari 2018 is een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) en het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag. Deze wijzigingen hebben onder andere tot gevolg dat overeenkomsten van opdracht in beginsel onder de werkingssfeer vallen van de wet, de definitie van ‘stukloon’ is aangepast en zowel minimumloon als minimumvakantiebijslag vanaf heden is verschuldigd over meer-/overwerk.

Meer-/overuren

De belangrijkste wijziging van de WMM is dat vanaf 1 januari 2018 ook vakantiebijslag is verschuldigd over overwerk.

Voorheen werden in artikel 6 WMM de verdiensten uit overwerk uitgezonderd van de wettelijke verplichting tot betaling van het minimumloon en vakantiebijslag. Werknemers ontvingen uitsluitend minimumloon en minimumvakantiebijslag over de bij de werkgever geldende normale arbeidsduur.

Sinds 1 januari 2018 zijn de overuren niet langer uitgezonderd van het loonbegrip in de WMM. De werkgever is thans minimumloon en minimumvakantiebijslag verschuldigd over de uren dat de werknemer extra arbeid heeft verricht. De WMM gaat uit van de uren die de werknemer feitelijk heeft verricht in plaats van uren die door de werkgever zijn opgedragen.

Bij cao kan van deze verplichting worden afgeweken. Daarin kan worden bepaald dat de werknemer geen recht heeft op vakantiebijslag dan wel recht heeft op een lager bedrag aan vakantiebijslag. Bevat de cao geen afwijkende afspraken, dan is meer- of overwerk 8% duurder geworden.

Overeenkomsten van opdracht

Voor 1 januari 2018 vielen – naast de arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:610 BW – de overeenkomsten van opdracht onder de WMM als de opdrachtnemer:

  • tegen beloning persoonlijke arbeid verricht;
  • zijn werkzaamheden niet van bijkomstige aard zijn;
  • voor ten hoogste twee andere opdrachtgevers werkt;
  • de duur van de arbeidsverhouding ten minste drie maanden bedraagt;
  • de arbeid ten minste vijf uren per week duurt; en
  • de overeenkomst niet is aangegaan in beroep of bedrijf.

De WMM was relatief eenvoudig te omzeilen door in de opdrachtovereenkomst af te wijken van een of meerdere vereisten. De regering heeft door wijziging van de WMM de regels aanzienlijk aangescherpt omtrent het wettelijk minimumloon en vakantiebijslag ten aanzien van de overeenkomsten van opdracht.

Per 1 januari 2018 geldt dat in beginsel alle overeenkomsten van opdracht onder de WMM vallen, tenzij de opdrachtgever aannemelijk maakt dat de werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van het beroep of bedrijf. De definitie van ‘werkzaamheden in de uitoefening van het beroep of bedrijf’ komt overeen met de fiscale definitie van het ondernemerschap. In dat geval wordt beoordeeld of de opdrachtnemer onder andere werkzaamheden voor eigen rekening verricht, meer dan één opdrachtgever heeft, streeft naar continuïteit van verschillende opdrachten, ondernemersrisico loopt, het oogmerk heeft winst te maken die redelijkerwijs te verwachten is, aantoonbaar aan acquisitie doet, zich als zelfstandige ondernemer naar buiten presenteert en jaarstukken voor de Belastingdienst opstelt.

Stukloon

De werkgever die werknemers beloont op basis van de uitkomst van de door de werknemer verrichte arbeid diende voor de wijziging van de WMM een zodanig loon te betalen als overeenkwam met de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering van de arbeid was gemoeid.

Per 1 januari 2018 worden werkgevers verplicht minimumloon en minimumvakantiebijslag te betalen over de daadwerkelijke tijd die de werknemer heeft besteed aan de uitvoering van de verrichte arbeid. Indien werkgevers amper toezicht kunnen houden op de werkzaamheden van werknemers kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties de Stichting van de Arbeid verzoeken een sectornorm in te stellen. Deze sectornorm brengt het toetsingskader van het stukloon terug naar het voor de wijziging van de WMM geldende toetsingskader.