Windparken in de knel door MER-plicht
Op 30 juni jl. heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over een windpark in Delfzijl. Er is een streep gezet door de besluiten die voor dit windpark zijn genomen. De uitspraak heeft ook nadelige gevolgen voor andere windparken. De Afdeling heeft namelijk geoordeeld dat voor het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling een MER-plicht geldt. In dit blog zetten wij dit op een rij. We beginnen met een korte terugblik.
Het arrest Nevele
Op 25 juni 2020 heeft het Europese Hof van Justitie het arrest Nevele gewezen. In deze zaak ging het over een Belgisch windturbinepark en droeg het Europese Hof de Vlaamse regering op om alsnog een uitgebreid milieuonderzoek (MER) te doen naar de algemene milieunormen die voor windturbines en windparken gelden.
De Europese SMB-richtlijn, 2001/42/EG, vereist namelijk dat voor bepaalde plannen en programma’s een MER moet worden opgesteld. Het gaat in de richtlijn om plannen en programma’s die mogelijk aanzienlijke gevolgen hebben voor het milieu. Het Europese Hof stelt tevens dat dergelijke plannen en programma’s en de omvang van de MER-plicht niet snel restrictief mogen worden uitgelegd.
De twee Vlaamse regelingen waar het in het Nevele-arrest om gaat zijn volgens het Europese Hof plannen en programma’s waarvoor een MER had moeten worden uitgevoerd. Dit is echter niet gebeurd, waardoor beide regelingen zijn vastgesteld in strijd met de Europese SMB-richtlijn. De Vlaamse regelingen bevatten bepalingen over onder meer de bouw en exploitatie van windturbines, waaronder maatregelen inzake slagschaduw, veiligheid en geluidsnormen.
Deze uitspraak heeft gevolgen voor de Nederlandse windparken. Voorheen gold in Nederland dat, indien een plan voor een windpark voldoet aan de wettelijke normen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de windturbinebepalingen), het kan worden uitgevoerd. Dit besluit en deze regeling bevatten onder andere voorschriften voor de exploitant van windturbines met betrekking tot geluid, slagschaduw en externe veiligheid.
Omwonenden zijn het vaak niet met deze regeling eens, omdat zij vrezen hinder te zullen ervaren van windparken. Zij pleiten dan ook voor strengere normen en menen dat de windturbinebepalingen kwalificeren als plan of programma waarvoor een MER-rapport moet worden opgesteld.
Battenoord
In 2019 – nog voor het Nevele-arrest – deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) hier uitspraak over. De Afdeling oordeelde dat voor de windturbinebepalingen geen MER-plicht geldt. De Afdeling overwoog in die uitspraak dat een plan of programma ‘tenminste enige concretisering van een project in zich moet houden’. Vervolgens legde de Afdeling uit dat de windturbinebepalingen naar hun inhoud en doelstellingen niet concreet bijdragen aan de uitvoering van een of meer projecten, maar slechts voorwaarden stellen waaraan windturbines na realisatie aan moeten voldoen.
Omdat de windturbinebepalingen niet concreet bijdragen aan de totstandkoming van de windparken, maar randvoorwaarden geven waaraan elk windpark moet voldoen, was er volgens de Afdeling geen sprake van een plan of programma en hoefde er geen MER te worden gemaakt.
Oordeel 30 juni: MER-plicht geldt voor windturbinebepalingen
Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling hier opnieuw uitspraak over gedaan, ditmaal nadat het Nevele arrest gewezen is. De Afdeling is daarbij teruggekomen op haar standpunt. Geoordeeld is dat er inderdaad een MER-plicht geldt voor de windturbinebepalingen. Hierbij is voornamelijk van belang dat de windturbinenormen een plan of programma vormen op grond van de SMB-richtlijn. Aan de hand van de uitleg die het Europese Hof hieraan geeft in het Nevele-arrest, is de Afdeling nu van oordeel dat het Europese arrest geen ruimte laat voor een andere conclusie dan dat ook voor de Nederlandse windturbinebepalingen een MER had moeten worden opgemaakt.
Windturbinebepalingen mogen niet gebruikt worden voor windturbineparken
Het gevolg van de uitspraak op 30 juni 2021 is dat overheden de windturbinebepalingen niet mogen gebruiken voor windturbineparken, tot er een milieubeoordeling is gemaakt. De regering dient nu eerst dergelijke milieubeoordeling te maken. Dat gaat volgens de Minister naar verwachting 1,5 tot 2 jaar duren.
Nieuwe besluiten nemen in de tussentijd
De recente uitspraak betekent niet dat er in de tussentijd geen nieuwe besluiten meer kunnen worden genomen over windturbineparken. De gemeenteraad is bij een bestemmingsplan namelijk niet verplicht om aan te sluiten bij de windturbinenormen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Hij kan in een bestemmingsplan eigen normen stellen, als deze normen goed worden gemotiveerd voor het concrete bestemmingsplan.
Zo heeft in deze uitspraak de gemeenteraad van Eemsdelta aangegeven de mogelijkheid te willen krijgen om het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning te herstellen door eigen normen voor de windturbines vast te stellen. De Afdeling geeft de gemeenteraad hier 26 weken de tijd voor.
Aanzienlijke gevolgen voor de geldende windturbinenormen
Het Nevele-arrest heeft aanzienlijke gevolgen gehad voor de geldende windturbinenormen in Nederland. De Afdeling heeft, onder verwijzing naar het Nevele-arrest, geoordeeld dat voor het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling een MER-plicht geldt. Omdat er geen uitgebreid milieuonderzoek aan het besluit en de regeling is voorafgegaan, zijn deze voor nu in strijd met het Europese recht.
Dit blog is geschreven door Martha Montagne en Christine Visser. Heeft u vragen over windparken en de betekenis van deze uitspraak voor uw positie? Neem dan contact op met advocaat omgevingsrecht Christine Visser.