Toetsenbord laptop - Ten Holter Noordam advocaten

Matiging van een bestuurlijke boete makkelijker?

In een zaak omtrent een bestuurlijke boete op grond van de Arbeidsomstandighedenwet oordeelt de rechtbank Rotterdam dat de boete gematigd moet worden. Uit de rechtspraak tot deze uitspraak volgde dat sprake diende te zijn van adequate maatregelen. De rechtbank Rotterdam gaat daar in haar uitspraak van 8 april 2021 aan voorbij.

In een eerder blog ben ik uitgebreid ingegaan op de vastlegging van die rechtspraak in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (de Beleidsregel). Inmiddels heeft de hoogste bestuursrechter zich uitgelaten over de wijziging in de Beleidsregel en geoordeeld dat een in die zaak opgelegde boete gematigd diende te worden met 12,5% (zie dit bericht).

Achtergrond

Een werkgever krijgt zeven bestuurlijke boetes van in totaal EUR 54.000,00 voor zeven overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbowetgeving) op het gebied van asbest. Zijn werknemers hadden namelijk het dak van een schuur gereinigd/afgespoten, terwijl het dak uit asbesthoudende golfbeplating bestond.

In beroep voert de werkgever onder meer aan dat de opgelegde boetes onevenredig zijn, omdat alle boetes te herleiden zijn naar een verkeerde inschatting van één werknemer, hij zijn werknemers heeft opgeleid om asbest te herkennen en adequate maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen.

Wat oordeelt de rechtbank Rotterdam

De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid, omdat de werkgever er niet alles aan heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat:

  • niet is gebleken dat de werkgever de risico’s van de werkzaamheden waarbij de overtredingen zich hebben voorgedaan, voldoende heeft geïnventariseerd;
  • de werkgever het feit dat een asbesthoudend dak is afgespoten niet kan afschuiven op de verantwoordelijkheid van de werknemers. Het is juist zijn taak om te voorzien in een veilige werkomgeving voor de werknemers.
  • het aanbieden van toolboxen en opleidingen om asbest te leren herkennen aan de werknemers onvoldoende is om te kunnen concluderen dat alles is gedaan dat redelijkerwijs mogelijk was om overtreding te voorkomen.

Vervolgens overweegt de rechtbank dat inspanningen na de overtreding van betekenis kunnen zijn voor de beoordeling of de opgelegde boete, gelet op de individuele omstandigheden, passend en geboden is.

De werkgever heeft na overtreding een analyse gemaakt en heeft verschillende maatregelen genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen. De maatregelen zien met name op extra scholing en bewustwording van werknemers. 

De rechtbank oordeelt dat die maatregelen onvoldoende zijn, omdat deze niet voldoende gericht zijn op beperking van de ernstige gevolgen van de begane overtredingen. Er hadden meer maatregelen genomen moeten worden die verzekeren dat, als er een overtreding begaan wordt, de werknemers weten wat ze moeten doen en er hadden op het moment van de overtreding meer maatregelen genomen moeten worden.

En dan oordeelt de rechtbank dat hoewel de getroffen maatregelen niet voldoende adequaat zijn en niet voldoende gericht zijn op beperking van de ernstige gevolgen van de begane overtredingen, zij wel aanleiding ziet de bestuurlijke boete te matigen naar aanleiding van de maatregelen die wél getroffen zijn. De werkgever heeft daarmee volgens de rechtbank namelijk aangetoond actief bezig te zijn met het voorkomen van overtredingen in de toekomst en dit maakt dat de hoogte van de opgelegde boete in dit geval niet passend en geboden is.

Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat de werkgever zeven bestuurlijke boetes opgelegd heeft gekregen voor overtredingen die voortkomen uit de feitelijke handeling dat hij zonder zich bewust te zijn van asbest, een asbesthoudend dak heeft gereinigd. De rechtbank oordeelt dat die overtredingen in beginsel afzonderlijk beboetbaar zijn, maar dat de cumulatie van zeven bestuurlijke boetes voor deze feitelijke handeling niet evenredig is. Matiging is geboden, gezien de hoge mate van samenhang tussen de overtredingen.

Dat maakt dat de rechtbank de bestuurlijke boetes met 35% matigt.

Voor de praktijk

Ondanks dat sprake is van een specifiek geval met specifieke omstandigheden, kan geconstateerd worden dat de rechtbank Rotterdam indringend kijkt naar de evenredigheid van opgelegde bestuurlijke boetes. Dat hoort ook zo, maar het is opvallend dat zij ook oog heeft voor maatregelen getroffen ná het ongeval die niet voldoende adequaat zijn en niet voldoende gericht zijn op beperking van de ernstige gevolgen van de begane overtredingen het ongeval.

De samenhang tussen de bestuurlijke boetes speelt hier ook mee en het is “nog maar” een rechtbank-uitspraak (hoger beroep is mogelijk), maar er lijkt een ruimere mogelijkheid voor werkgevers te zijn ontstaan om een opgelegde bestuurlijke boete gematigd te krijgen.

Heeft u vragen over bestuurlijke boetes? Neem dan contact op met bestuurs- en omgevingsrechtadvocaat Casper Dekker.