Raad van State oordeelt over omgevingsvergunning RIF010
Het lijkt maar niet te vlotten met de vergunningen voor het project RIF010, een gebiedsontwikkelingsproject in de Steigersgracht te Rotterdam. Het project voorziet in een watersportgebied met schoon water en op te wekken hoge golven, en won het Stadsinitiatief in 2014.
De rechtbank Rotterdam vernietigde de benodigde omgevingsvergunningen voor het “gebruiken in strijd met het bestemmingsplan” (hierna: afwijkvergunning) en “bouwen” (hierna: bouwvergunning). De rechtbank oordeelde dat het project wat geluid betreft niet voldeed aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke onderbouwing van het project ontbrak doordat onjuist uitgangspunten waren gehanteerd bij de beoordeling van de te verwachten geluidsniveaus.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) overweegt in hoger beroep dat het college zich – gelet op haar beleidsruimte – op het standpunt kon stellen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zich gezien de ruimtelijke onderbouwing geen onaanvaardbare gevolgen voordoen. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het college ter zitting heeft aangegeven dat zij de geluidsniveaus van toeschouwers op de Steigersgracht had moeten meenemen in haar beoordeling. Daarmee zit er volgens de Afdeling (alsnog) een gebrek aan de ruimtelijke onderbouwing van het project en zijn de omgevings-vergunningen terecht door de rechtbank vernietigd.
Omdat het college inmiddels nieuwe omgevingsvergunningen heeft verleend, vallen die op grond van artikel 6:19 en artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht ook onder de reikwijdte van het hoger beroep. In de nieuwe omgevingsvergunningen is opgenomen dat het buitenterras bij het horecagedeelte voorzien wordt van een overkapping. Daarbij is het college echter voorbijgegaan aan het negatieve advies van de welstandscommissie, waaruit blijkt dat de overkapping leidt tot een onaanvaardbaar (verder) verlies van zicht op de singelstructuur en het water. De Afdeling oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij van het negatieve advies van de welstandscommissie is afgeweken en vernietigt de nieuwe omgevingsvergunningen. Daarnaast draagt de Afdeling het college op nieuwe besluiten te nemen op de omgevingsvergunning-aanvragen.
Stukje bij beetje lijkt het project derhalve op gang te komen, maar echt van harte gaat het nog niet. Gezien de eerdere bezwaren in de gevoerde procedures is het waarschijnlijk dat ook tegen de nog te verlenen omgevingsvergunningen beroep ingesteld zal worden, zodat het project uit 2014 mogelijk pas begin 2019 daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Uit de uitspraken van de rechtbank en de Afdeling blijkt eens te meer dat het bij zowel een afwijkvergunning als een bouwvergunning van essentieel belang is dat alle van belang zijnde omgevingswaarden worden meegenomen en dat (voldoende) gemotiveerd wordt waarom de desbetreffende omgevingsvergunning verleend kan worden, ook – of misschien wel juist – wanneer sprake is van beleidsvrijheid.