De reikwijdte van legessancties: weet u hoe het zit?
De Wet ruimtelijke ordening (“Wro”) verplicht de gemeenteraad voor het grondgebied van de gemeente één of meerdere bestemmingsplannen vast te stellen. Ter bevordering van de actualiteit van de bestemmingsplannen moet de bestemming van de gronden binnen een periode van 10 jaar telkens opnieuw worden vastgesteld. Om deze verplichting kracht bij te zetten, is in artikel 3.1 lid 4 Wro een legessanctie opgenomen. Maar wat houdt deze legessanctie precies in?
De legessanctie
Voor het gebruik van diensten of producten van de overheid (zoals de aanvraag van een vergunning) moet een bedrag betaald worden, de zogenoemde ‘leges’. In artikel 3.1 lid 4 Wro is hieraan een beperking gebracht. Als de gemeenteraad niet voor het verstrijken van de periode van 10 jaar een nieuw bestemmingsplan heeft vastgesteld of een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten terzake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan. Dit wordt ook wel de ‘legessanctie’ genoemd.
De legessanctie roept veel vragen op. Want houdt de sanctie in dat gemeenten geen leges meer mogen heffen of dat zij geen leges mogen invorderen? En welke reikwijdte heeft de legessanctie? De Hoge Raad heeft in een recent arrest voor verheldering gezorgd.
De casus
De casus luidt kort gezegd als volgt. Op 29 juli 2013 heeft een belanghebbende een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning. Het ten tijde van de vergunningsaanvraag geldende bestemmingsplan is vastgesteld op 24 oktober 2001. De periode van 10 jaar is verstreken waardoor de legessanctie in werking treedt; dit is niet in geschil tussen partijen. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de belanghebbende bij legesnota een bedrag aan leges voor het verlenen van een omgevingsvergunning in rekening gebracht ter grootte van EUR 8.606,90. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze nota, wegens overschrijding van de termijn van 10 jaar (artikel 3.1, vierde lid, Wro). De heffingsambtenaar heeft de nota bij beslissing op bezwaar gehandhaafd. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en heeft de legesnota vernietigd. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Wro heeft de rechtbank overwogen dat de legessanctie opgevat moet worden als een verbod om leges te heffen. Ten aanzien van de vraag wat de reikwijdte van de legessanctie is, overweegt de rechtbank dat het niet passen van de gevraagde omgevingsvergunning in het geldende bestemmingsplan niet tot gevolg heeft dat de verstrekte diensten geen verband houden met het bestemmingsplan. Ook overweegt de rechtbank dat alle in rekening gebrachte leges direct op de aangevraagde omgevingsvergunning zien.
Het hof heeft – naar aanleiding van het door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep – geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.
Arrest Hoge Raad: uitleg en toepassing legessanctie
Ten aanzien van de reikwijdte van de legessanctie, overweegt de Hoge Raad ter verduidelijking het volgende.
De Hoge Raad stelt dat een redelijke, met doel en strekking van artikel 3.1, vierde lid, van de Wro strokende uitleg van de legessanctie meebrengt dat daarvoor niet alleen de bevoegdheid tot invordering vervalt, maar ook de bevoegdheid tot het heffen van de desbetreffende leges. Dit is dus een vergaand gevolg. Gemeenten mogen (aldus de Hoge Raad) eigenlijk al geen nota sturen.
Voorts overweegt de Hoge Raad dat de legessanctie niet alleen ziet op het in behandeling nemen van aanvragen voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten in overeenstemming met het betreffende bestemmingsplan, maar ook op aanvragen waarin verzocht wordt om een omgevingsvergunning voor activiteiten die in strijd zijn met dat bestemmingsplan (de ‘buitenplanse afwijkingen’). De Hoge Raad overweegt daarbij dat het voor de toepasselijkheid van de legessanctie vereiste verband is gelegen in de omstandigheid dat de noodzaak om een afwijkingsvergunning aan te vragen, voortvloeit uit de inhoud van het (te oude) bestemmingsplan.
Tenslotte wijst de Hoge Raad erop dat het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning moet worden aangemerkt als een door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte dienst die verband houdt met het bestemmingsplan. De omstandigheid dat het gemeentebestuur in het kader van de verdere behandeling van de aanvraag werkzaamheden van verschillende aard moet verrichten en verschillende toetsingskaders moet hanteren, is in dit verband van geen belang. Dit heeft tot gevolg dat dan geen leges meer geheven kunnen worden voor alle diensten c.q. werkzaamheden die bij de vergunningverlening komen kijken.
Conclusie
De reikwijdte van de legessanctie is dus groter dan veel gemeenten dachten. Indien gemeenten de bestemmingsplannen niet tijdig onder de loep nemen, kunnen ze geen aanspraak meer maken op leges. Het is overigens de vraag hoe lang de legessanctie nog zal bestaan. Sinds januari 2017 ligt er (vooruitlopend op de Omgevingswet waar geen actualiseringsplicht voor omgevingsplannen geldt) een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer dat voorziet in de afschaffing van de actualiseringsplicht en legessanctie voor elektronisch raadpleegbare bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze sectie Bestuurs- en Omgevingsrecht.