null

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra): transitievergoeding, ketenregeling en opzegtermijn

Eind 2016 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra). Kern van de regeling is dat het gros van de huidige ambtenaren met ingang van 1 januari 2020 onder het ‘normale arbeidsrecht’ komt te vallen en op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zal zijn. Bepaald is dat (eerdere) ambtelijke aanstellingen zullen meetellen voor de berekening van de transitievergoeding, de toepassing van de ketenregeling en de berekening van de opzegtermijn.

Transitievergoeding, ketenregeling en opzegtermijn

Eerdere aanstellingen (die voorafgaan aan de aanstelling die op 1 januari 2020 automatisch wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst) worden straks ook beschouwd als arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht. Deze aanstellingen gaan vanaf 1 januari 2020 meetellen alsof het arbeidsovereenkomsten waren. Dit betekent dat de dienstjaren die een ambtenaar op basis van een aanstelling bij een overheidswerkgever heeft gewerkt straks meetellen bij het bepalen van de hoogte van een transitievergoeding. Het maakt niet uit dat die ambtenaar voorheen nog geen arbeidsovereenkomst had. Het moet wel gaan om dezelfde werkgever of om werkgevers die als elkaars opvolger gezien kunnen worden. Ook voor de toepassing van de ketenregeling ex artikel 7:668a BW (vanaf 1 januari 2020 op grond van de Wet arbeidsmarkt in balans maximaal drie contracten in een periode van drie jaar) en de berekening van de opzegtermijn tellen de eerdere aanstellingen mee, mits er geen onderbreking van meer dan zes maanden heeft plaatsgevonden.

Dit lijkt in eerste instantie geen problemen op te leveren, maar bij bijvoorbeeld het Rijk ligt dat mogelijk anders.

Let op bij de ketenregeling in de sector Rijk

Binnen de sector Rijk wordt nu nog een tijdelijke aanstelling automatisch omgezet in een vaste aanstelling wanneer:

  • er meerdere opeenvolgende tijdelijke aanstellingen zijn verleend, bij hetzelfde bevoegd gezag, voor een periode van in totaliteit langer dan drie langer.
  • er voor de vierde opeenvolgende keer een tijdelijke aanstelling is verleend door hetzelfde bevoegde gezag.

Als er tussen de opeenvolgende tijdelijke aanstellingen een tussenpoos van meer dan drie maanden zit waarin de ambtenaar geen aanstelling had bij hetzelfde bevoegde gezag, begint de telling van de keten opnieuw.

Ruimer werkgeversbegrip

Van belang is op te merken dat binnen de rijksoverheid het begrip ‘werkgever’ vanaf 1 januari 2020 ruimer zal zijn dan nu het geval is. In de huidige situatie geldt dat verschillende onderdelen van de rijksoverheid als verschillende werkgevers worden aangemerkt (denk aan de verschillende ministeries). Vanaf 1 januari 2020 zal de Staat der Nederlanden de werkgever voor de desbetreffende rijksambtenaren zijn. De (nieuwe) ketenbepaling geldt voor alle elkaar opvolgende tijdelijke dienstverbanden binnen de Staat der Nederlanden die doorlopen tot na 1 januari 2020. Ook geldt deze voor dienstverbanden die binnen zes maanden volgen op een in 2019 afgelopen aanstelling.

Het formele werkgeverschap verschuift onder de nieuwe rechtspositie dus van het bestuursorgaan (bevoegd gezag) naar de rechtspersoon (Staat der Nederlanden). Hierdoor tellen vanaf 1 januari 2020 ook de tijdelijke dienstverbanden van andere organisaties binnen de rijksoverheid mee. Het gaat dus niet alleen om de organisatie waarbij de betrokkene op dat moment in dienst is. Er ontstaat namelijk een keten als een reeks opeenvolgende tijdelijke dienstverbanden tussen juridisch dezelfde partijen is gesloten, ook al is sprake geweest van andere werkzaamheden. Het gaat hierbij dus om tijdelijke dienstverbanden die afgesloten zijn binnen de Staat der Nederlanden. Dit gaat zelfs zo ver dat met terugwerkende kracht elkaar opvolgende werkgevers vanaf 1 januari 2020 als dezelfde werkgever worden beschouwd en er dus ‘zomaar’ conversie kan plaatsvinden in een situatie waarin dat ten tijde van de aanstelling nog niet voorzienbaar was. Een voorbeeld om dit te verduidelijken:

Een medewerker is voor het eerst in tijdelijke dienst vanaf 1 februari 2017 tot 1 augustus 2017 bij het ministerie van SZW. Op 1 augustus 2017 krijgt de medewerker een tijdelijke aanstelling in een andere functie bij het ministerie van OCW tot 1 februari 2018. De medewerker krijgt hierna opnieuw een tijdelijke aanstelling tot 1 februari 2019 en vervolgens tot 1 februari 2020. Op 1 januari 2020 ontstaat van rechtswege een vast dienstverband omdat er op 1 januari 2020 sprake is van vier opeenvolgende tijdelijke dienstverbanden bij dezelfde werkgever, namelijk de Staat der Nederlanden. Het tijdelijke dienstverband bij het ministerie van SZW telt namelijk mee in de ketenregeling, waar dat voor 1 januari 2020 nog niet het geval was.

Niet onwaarschijnlijk is dus dat er op 1 januari 2020 ambtenaren bij het Rijk opeens in vaste dienst blijken te zijn terwijl dat niet de bedoeling is geweest op het moment dat hen een tijdelijke aanstelling werd verleend.

Tot slot

Zoals eerder opgemerkt staat één ding in ieder geval vast. De overheidswerkgever, maar ook ambtenaren zullen zich ervan bewust van moeten zijn dat er als gevolg van de Wnra verschillende zaken gaan veranderen, waaronder dus de hiervoor genoemde ketenregeling. Het is dan ook verstandig er voor te zorgen dat tijdig voldoende kennis in huis wordt gehaald van het civiele arbeidsrecht. Uiteraard kunnen de arbeidsrechtadvocaten van Ten Holter Noordam u hierbij met diverse manieren van ondersteuning van dienst zijn.