null

Gemeenteambtenaar onterecht geschorst vooruitlopend op het ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Onlangs oordeelde de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag dat de gemeente Krimpenerwaard een ambtenaar ten onrechte had geschorst vooruitlopend op het ingediende verzoek tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Wat was hier aan de hand?

Werknemer wil geen buitengewoon verlof: reden voor schorsing?

De werknemer is in dienst bij de gemeente Krimpenerwaard. Sinds enige tijd worden de werkzaamheden van de werknemer gemonitord door een andere medewerker van de gemeente. Op 11 oktober 2021 heeft een assessment plaatsgevonden. In het rapport daarvan zijn competenties benoemd van de werknemer die minder ontwikkeld zijn.

Op 2 december 2021 heeft de heer A van de gemeente de werknemer opgedragen zijn werk neer te leggen en is aan hem buitengewoon verlof verleend. Nadat de werknemer te kennen had gegeven dat hij geen behoefte had aan buitengewoon verlof, heeft de gemeente de werknemer op 8 december 2021 bericht dat hij wordt geschorst. Bij verzoekschrift van 7 januari 2022 heeft de gemeente de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden. De werknemer vordert in kort geding wedertewerkstelling, zonder enige beperking.

Oordeel voorzieningenrechter: schorsing niet gerechtvaardigd

Schorsing toelaatbaar?

Het gaat in deze zaak over de vraag of de schorsing van de werknemer, vooruitlopend op de uitkomst van de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter, toelaatbaar is. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij alleen oordeelt over de schorsing en of daar voldoende grond voor bestaat. Hoe kansrijk het verzoek van de gemeente is tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer, blijft bij deze beoordeling buiten beschouwing.

Goed werkgeverschap

Van een goed werkgever mag verwacht worden dat hij de werknemer de mogelijkheid biedt de overeengekomen arbeid te verrichten, tenzij er een redelijke en voldoende zwaarwegende grond is om de werknemer die mogelijkheid te onthouden. Daarbij moet acht worden geslagen op de aard van de dienstbetrekking en de overeengekomen arbeid en op de overige bijzondere omstandigheden van het geval.

Door gemeente aangevoerde gronden onvoldoende zwaarwegend

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de gemeente aangevoerde gronden, op zichzelf en gezamenlijk, onvoldoende zwaarwegend zijn om de schorsing te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft niet de overtuiging gekregen dat de begeleiding van de werknemer door een andere medewerker méér inhoudt dan monitoren/inventariseren, de vinger aan de pols houden en waar nodig enigszins bijsturen. Die begeleiding is niet dusdanig intensief dat van de gemeente niet gevergd kan worden dat zij dat voorlopig voortzet.

Over het draagvlak onder collega’s voor een terugkeer van de werknemer op de werkvloer verschillen partijen van mening en de voorzieningenrechter kan dan ook niet zonder meer uitgaan van het standpunt van de gemeente dat directe collega’s van de werknemer zich tegen een terugkeer verzetten. De werknemer heeft juist aangevoerd dat hij – in vertrouwen – steunbetuigingen van collega’s ontvangt. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat thuiswerken ook bij de gemeente de norm is geworden. De gemeente heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat mogelijke problemen in de onderlinge verhoudingen juist door het thuiswerken complexer zijn geworden.

Voor wat betreft mogelijke ongelukken die zich bij voortzetting van de werkzaamheden door de werknemer kunnen voordoen, geldt dat uit het dossier blijkt dat er in het verleden bij tijd en wijle discussie is geweest over doorlooptijden en dat de werknemer daarbij steken heeft laten vallen. De voorzieningenrechter heeft echter niet de indruk gekregen dat er sprake is van een fundamenteel probleem en te minder dat sprake is van een probleem dat met de monitoring van de medewerker, die in de gaten houdt wat de werknemer onder handen heeft, niet onder controle te houden is.

Vordering werknemer toewijsbaar

De conclusie is dat een situatie waarin van de werkgever naar maatstaven van goed werkgeverschap niet verlangd kan worden dat deze de werknemer in staat stelt werk te verrichten, zich hier niet voordoet. De vordering komt dus voor toewijzing in aanmerking. Daarbij geldt de kanttekening dat de werknemer zich zal moeten conformeren aan aanwijzingen van de gemeente, in het traject met de medewerker of een ander, en daaraan strikt opvolging zal moeten geven. Om die reden zullen de woorden zonder enige beperking, zoals geformuleerd in het petitum, niet worden overgenomen in het dictum. De gemeente moet in staat worden gesteld om het traject voort te zetten waarbij de werkzaamheden van de werknemer worden gemonitord.

Toelaten tot het werk

De werknemer dient dus te worden toegelaten om zijn werkzaamheden op de gebruikelijke en overeengekomen wijze te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente met de nakoming in gebreke blijft, met een maximum van EUR 25.000,--.

Streep door schorsing door onvoldoende zwaarwegende omstandigheden

Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat het een werkgever niet zonder meer is toegestaan om een werknemer vooruitlopend op een in te dienen ontbindingsverzoek op non-actief te stellen. Daarvoor dienen zwaarwegende omstandigheden aanwezig te zijn die van geval tot geval moeten worden bekeken. De omstandigheden die door de gemeente in onderhavige zaak naar voren waren gebracht, achtte de voorzieningenrechter echter onvoldoende zwaarwegend. Er ging dus een streep door de schorsing.

Heeft u vragen over deze uitspraak of hiermee verband houdende zaken? Neem dan contact op met Bob de Bruijn.