Dossiers - Ten Holter Noordam advocaten

Het coronavirus: wat zijn de contractuele gevolgen?

Op maandag 9 maart jl. publiceerden wij een blog over de vraag of het coronavirus kwalificeert als overmacht (“force majeure”) in commerciële contracten. In slechts een week tijd zijn de gebeurtenissen in een stroomversnelling geraakt. De overheid heeft afgelopen donderdag 12 maart en zondag 15 maart nieuwe maatregelen afgekondigd tegen verspreiding van het coronavirus in Nederland. Alle bijeenkomsten met meer dan 100 personen zijn afgelast. Daarnaast zijn alle eet- en drinkgelegenheden, sport- en fitnessclubs, sauna’s, sexclubs en coffeeshops gesloten tot en met maandag 6 april a.s. Ook gaat de verruimde borgstelling midden- en kleinbedrijf (BMKB)-regeling versneld open. Voor vele ondernemers zullen de afgekondigde maatregelen verstrekkende consequenties hebben. Hoe luiden deze consequenties ten aanzien van commerciële contracten, gesloten door bijvoorbeeld leveranciers of door organisaties van evenementen? En welke mogelijkheden heeft u als ondernemer om deze consequenties het hoofd te kunnen bieden? 

Overmacht

De afgekondigde overheidsmaatregelen of overige consequenties die voortvloeien uit de uitbraak van het coronavirus kunnen ertoe leiden dat contractuele verplichtingen niet of heel moeilijk kunnen worden nagekomen. Denk bijvoorbeeld aan grondstoffen die niet meer geleverd kunnen worden, personeel dat in quarantaine moet, of een verplichte sluiting vanuit overheidswege. Mogelijk kan er in die gevallen een beroep worden gedaan op een overmachtclausule.

Situatie 1: een overmachtclausule in de overeenkomst

Zoals eerder omschreven zal het afhankelijk zijn van wat precies contractueel is overeengekomen tussen partijen of dit beroep slaagt. Is er in de overeenkomst een overmachtclausule opgenomen en is nakoming onmogelijk geworden? Kijk dan eerst naar de bewoordingen van de clausule en de precieze oorzaak van de niet-nakoming. Een overmachtclausule kent meestal een lijst met evenementen die overmacht opleveren, zoals ziekte, quarantaines, of een epidemie. Inmiddels is duidelijk dat de corona-uitbraak kwalificeert als zodanig, nu de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel heeft bepaald dat de corona-uitbraak een pandemie is. Veelal wordt in een overmachtsbepaling ook overheidsingrijpen of overheidsmaatregelen genoemd als rechtvaardiging voor een beroep op overmacht. Feit is dat zowel in Nederland als in andere landen al verschillende maatregelen vanuit overheidswege zijn genomen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, zoals het sluiten van grenzen en openbare gelegenheden. In de huidige situatie kunnen deze maatregelen leiden tot een geslaagd beroep op overmacht, afhankelijk van de bewoordingen in de overmachtclausule in combinatie met de omstandigheden van het geval.

Wat precies de rechtsgevolgen zijn van een beroep op overmacht zal vaak ook volgen uit de contractuele bepaling. Voor een overzicht van veelvoorkomende gevolgen verwijzen wij u graag naar onze eerdere blog.

Situatie 2: geen overmachtclausule, wel Nederlands recht van toepassing

Is in de overeenkomst geen overmachtclausule opgenomen, maar is op de overeenkomst wel het Nederlands recht van toepassing? Dan biedt artikel 6:75 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (“BW”) eventueel ook een oplossing. Dit artikel kent de schuldenaar onder omstandigheden een beroep toe op overmacht waardoor de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend.  

Of de corona-uitbraak en de bijbehorende consequenties (zoals ziekte, wet en/of (buitenlandse) overheidsmaatregelen) een beroep op artikel 6:75 BW rechtvaardigen, hangt steeds af van de vraag of de oorzaak van de belemmering ten tijde van het aangaan van de verbintenis voorzienbaar was. Ten aanzien van verplichtingen aangegaan vóór de wereldwijde uitbraak van het coronavirus zal deze vraag gemakkelijker te beantwoorden zijn dan ten aanzien van verplichtingen aangegaan ná de uitbraak van het coronavirus én de afkondiging van eerder genoemde overheidsmaatregelen. Dit betekent dat u bij het aangaan van nieuwe verbintenissen heel bewust moet stilstaan bij de verplichtingen die u aangaat in verhouding tot de overmachtsclausule. Bij beide situaties geldt bovendien dat de omstandigheden van het geval richtinggevend zijn: betreft de partij die zich op artikel 6:75 BW beroept een kleine of grote partij? Is één van de partijen verzekerd tegen de gevolgen van overmacht? Kunnen de consequenties van de overmacht ook via een alternatieve wijze beperkt worden?  

Daarbij geldt dat nakoming door de overmachtssituatie wel onmogelijk (absolute onmogelijkheid) moet zijn, dan wel dat nakoming in alle redelijkheid niet van de andere partij kan worden gevergd (relatieve onmogelijkheid) moet zijn. Het simpele feit dat nakoming door het coronavirus lastiger of duurder is, hoeft een beroep op een overmachtsclausule niet te rechtvaardigen.

Rechtsgevolgen van een beroep op artikel 6:75 BW

Als een contractspartij een  geslaagd beroep kan doen op artikel 6:75 BW heeft dat tot gevolg dat zijn contractspartij geen nakoming kan verlangen van de prestatie en dat er – ondanks de niet-nakoming – geen schadevergoeding verschuldigd is. De wederpartij van de partij die in de overmacht situatie is beland hoeft uiteraard ook de verbintenis niet meer na te komen. Daarnaast heeft deze partij vaak het recht om de overeenkomst te ontbinden.

Dit laatste kan voor de partij die zich op overmacht beroept, vergaande gevolgen hebben, vooral als het waarschijnlijk is dat de situatie van niet al te lange duur zal zijn. Het is dan ook van groot belang om met uw contractpartij te communiceren en wellicht niet direct over te gaan tot ontbinding van het contract.  

Beroep op onvoorziene omstandigheden

Wat kunt u doen als geen beroep kan doen op overmacht? In die gevallen kan artikel 6:258 BW een uitkomst bieden. Op grond van dit artikel kan van de rechter gevorderd worden dat hij de gevolgen van een overeenkomst wijzigt opdat nakoming alsnog mogelijk wordt, bijvoorbeeld door de wijze van levering te wijzigingen indien vrachtvervoer niet meer mogelijk is. Tevens kan op basis van artikel 6:258 BW (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst door de rechter gevorderd worden. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:258 BW zijn wel onvoorziene omstandigheden vereist waardoor de wederpartij instandhouding van de overeenkomst naar “maatstaven van redelijkheid en billijkheid” niet mag verwachten. “Onvoorzien” betekent hier: omstandigheden waarbij bij het sluiten van de overeenkomst door partijen geen rekening mee is gehouden. Hoewel velen geen rekening zullen hebben gehouden met het coronavirus en de gevolgen daarvan, zal een rechter alle omstandigheden van het geval bij zijn beoordeling betrekken. Daarbij komt dat de lat hoog ligt en het dus erg lastig is een overeenkomst aan te tasten door een beroep op onvoorziene omstandigheden.

Verruimde borgstelling midden- en kleinbedrijf (BMKB)-regeling

Tenslotte gaat de verruimde borgstelling midden- en kleinbedrijf (BMKB)-regeling versneld open. Staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) heeft vandaag besloten dat ondernemers zich al kunnen aanmelden. De regeling is operationeel vanaf maandag 16 maart 2020 en maakt onderdeel uit van een eerder aangekondigd pakket aan maatregelen van het kabinet om de economische gevolgen van het coronavirus op te vangen. De ins en outs van deze regeling zullen in een separate blog aan de orde komen.

Mocht u vragen hebben over uw contractuele verplichtingen of in hoeverre uw contractpartij aan zijn verplichtingen moet voldoen? Dan kan u uiteraard contact opnemen met onze specialist; Alexandra van den Eijnden zij is op de hoogte van alle ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus die voor uw contract relevant kunnen zijn.