null

De realisatie van RIF010 kan eindelijk van start

De winnaar van het Stadsinitiatief RIF010 – een gebiedsontwikkelingsproject in Rotterdam dat voorziet in een watersportgebied met schoon water en op te wekken hoge golven – kan eindelijk gerealiseerd gaan worden.

Achtergrond

Op 25 oktober 2017 – ruim een jaar geleden – vernietigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) de omgevingsvergunningen van 2 februari 2017 om de realisatie van RIF010 mogelijk te maken. Daarover schreef ik toen dit blog.

Kort en goed werden de omgevingsvergunningen voor het “gebruiken in strijd met het bestemmingsplan” (hierna: afwijkvergunning) en “bouwen” (hierna: bouwvergunning) vernietigd, omdat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom van het negatieve advies van de welstandscommissie is afgeweken. Het college werd daarbij opgedragen opnieuw te beslissen op de aanvragen voor de afwijk- en bouwvergunning. Tegen die besluiten kon alleen beroep bij de Afdeling worden ingesteld.

Uitspraak van 2 januari jl.

Op 20 december 2017 heeft het college die “nieuwe” besluiten genomen. Zoals te verwachten viel, zijn de eerdere appellanten het daar niet mee eens en zij gaan in beroep bij de Afdeling.

Appellanten proberen via verschillende beroepsgronden de verleende afwijk- en bouwvergunning aan te vechten. Met een deel daarvan maakt de Afdeling onder verwijzing naar vaste jurisprudentie korte metten door te stellen dat de kans om die beroepsgronden aan te voeren is gepasseerd. Ook over de te volgen procedure is de Afdeling kort; deze is zorgvuldig verlopen.

Meer inhoudelijk wordt door appellanten ingezet op doorkruiste plannen, geluid, welstand en cultuurhistorie. Omdat de afwijk- en bouwvergunning van 2 februari 2017 eerder werden vernietigd wegens het onvoldoende gemotiveerd afwijken van het welstandsadvies, beperk ik me tot dat aspect.

Welstand

Appellanten voeren aan dat het college (wederom) ten onrechte is afgeweken van het negatieve welstandsadvies 14 september 2016 met betrekking tot de overkapping van het buitenterras van het horecagedeelte van het project. Verder bestrijden zij de door het college genoemde voordelen van de overkapping ten opzichte van geluidbeperkende gevelvoorzieningen om te komen tot een acceptabel woon- en leefklimaat. Daarbij missen zij ook een vergelijking tussen deze twee oplossing. Ten slotte zijn appellanten van mening dat een second opinion gevraagd had moeten worden en in die zin de door appellanten overgelegde second opinion had moeten betrekken.

Het college verweert zich met de stelling dat het belang van een goed woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan de redelijke eisen van welstand. Daarvoor verwijst het college naar twee akoestische onderzoeken van Cauberg-Huygen van 4 december 2017 en van KuiperCompagnons van 12 december 2017. Daaruit volgt dat het overkappen van het terras voordelen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving heeft, die niet op andere wijze zijn te behalen. Bovendien heeft de overkapping volgens het college als bronmaatregel een aantal aanvullende voordelen.

De Afdeling oordeelt, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, dat het bevoegd gezag van een negatief welstandsoordeel mag afwijken op grond van overwegingen van algemeen belang, zoals economische of maatschappelijke belangen, maar ook op overwegingen die niet zien op het algemeen belang, zoals individuele omstandigheden die de aanvrager betreffen. Daarbij is van belang sprake is van een zogenoemde discretionaire bevoegdheid, het college mag (en dus niet moet) afwijken van het welstandsadvies. Ook is van belang dat het college zich steeds ook een eigen oordeel over de welstandsaspecten van een bouwplan vormen, omdat zij uiteindelijk de omgevingsvergunning verlenen.

Het college heeft dit volgens de Afdeling ditmaal wel (voldoende) gedaan. Zo heeft het college uiteengezet waarom aanvullende geluidbeperkende maatregelen in het kader van de exploitatie van het project niet redelijkerwijs gevergd kunnen worden. Verder is gemotiveerd uiteengezet waarom de overkapping, in vergelijking met het aanbieden van geluidbeperkende gevelvoorzieningen, ter bescherming van de omgeving tegen geluidbelasting vanwege het project een aantal voordelen heeft. Dit alles onder verwijzing naar de niet door appellanten bestreden akoestische onderzoeken.

Een second opinion is daar volgens de Afdeling niet bij nodig, omdat niet ter discussie staat dat niet voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand, maar het college heeft geoordeeld dat een ander belang dan welstand zwaarder dient te wegen. Bovendien, en daaruit volgt een belangrijke les, is in de door appellanten overgelegde second opinion gebaseerd op een standpunt dat ook ten grondslag ligt aan de door het college genoemde adviezen en dus zijn motivering om van het negatieve welstandsadvies af te wijken. Daardoor worden de door het college genoemde adviezen niet (goed) bestreden.

Dat betekent dat de afwijk- en bouwvergunning (nu wel) in stand kunnen blijven.

Conclusie

Wanneer je het als appellant niet eens bent met het afwijken van een negatief welstandsadvies, moet de daarvoor gehanteerde motivering – voor zover mogelijk – aangevochten worden. Wanneer het college voor zijn motivering verwijst naar rapporten, zullen die rapporten bestreden moeten worden met rapporten van ter zake kundige adviseurs/deskundigen. Daarbij is het, zo leert de uitspraak van 2 januari jl., ook van belang goed scherp te hebben wat de uitgangspunten zijn van de rapporten van het college. Anders loop je de kans een rapport in te brengen dat niet ingaat op de motivering van het college. Dan wordt dat standpunt dus niet (goed) bestreden.

Met de uitspraak van 2 januari jl. staan de lichten bijna vijf jaar (!) na het winnen van het Stadsinitiatief voor RIF010 eindelijk op Rotterdams groen en kan aangevangen worden met de realisatie van het project.

De vraag is echter of appellanten zich hierbij zullen neerleggen en niet alsnog zullen proberen de realisatie tegen te houden. Vooraf door allerlei civielrechtelijke bezwaren in het kader van hinder op te werpen of achteraf door (telkens) te verzoeken om handhaving van de vergunningvoorschriften wegens bijvoorbeeld de geluidsproductie. Ook is niet ondenkbaar dat eventuele evenementenvergunningen worden bestreden, nu deze geen onderdeel uitmaken van de afwijk- en bouwvergunning.

De tijd zal het leren.