Overzichtsuitspraak: hoe om te gaan met sluiting van woningen na drugsvondst?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) heeft op 28 augustus jl. een zogenoemde overzichtsuitspraak gepubliceerd over het sluiten van woningen door de burgemeester na de vondst van drugs. Met deze uitspraak geeft de Afdeling meer duidelijkheid over de manier waarop zij besluiten van de burgemeester over het sluiten van woningen toetst.
Aanleiding
Aanleiding voor deze uitspraak was het besluit tot het sluiten van een woning door de burgemeester van Maastricht. De Afdeling komt in deze zaak tot de conclusie dat de woningsluiting voor de duur van zes maanden niet terecht is.
Als in een woning een zogenoemde handelshoeveelheid drugs wordt gevonden, heeft de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de bevoegdheid om deze woning te sluiten. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Alle omstandigheden van het geval moeten hierbij betrokken worden. Zoals de Afdeling in 2013 heeft overwogen, moet aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (‘het EVRM’) neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Wanneer dit het geval is, moet vervolgens ook kritisch worden getoetst of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is.
In de rechtspraktijk wordt veel discussie gevoerd over de toepassing van de bevoegdheid om een woning te sluiten. De Afdeling heeft daarom deze overzichtsuitspraak gepubliceerd waarin zij nader ingaat op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Toetsingskader
De Afdeling heeft het toetsingskader aan de hand van eerdere rechtspraak uiteengezet:
- Noodzakelijkheid: in de eerste plaats moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
- Ernst en omvang van de overtreding: bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs in een woning, is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.
- Feitelijke handel in de woning: het uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken.
- Evenredigheid: als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn de hierna te bespreken omstandigheden van belang.
- Verwijtbaarheid: persoonlijke verwijtbaarheid is niet vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De bestuursrechtelijke procedure tot sluiting van de woning staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. De vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
- Gevolgen van de sluiting: inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen.
- Aanwezigheid minderjarige kinderen: de aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM en het Verdrag inzake de rechten van het kind wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen.
Conclusie
Het komt regelmatig voor dat drugs wordt aangetroffen in een woning en deze vervolgens op last van de burgemeester wordt gesloten. De Afdeling heeft met deze overzichtsuitspraak meer duidelijkheid gegeven over de manier waarop zij de besluiten van de burgemeester over het sluiten van woningen toetst.
Heeft u te maken met (een vermoeden van) drugs in uw woning? Of is uw woning al gesloten op last van de burgemeester? Neem dan contact op met onze sectie Huurrecht en Bestuurs- en omgevingsrecht. Een sluiting is namelijk niet altijd vanzelfsprekend!